Schinveld vliegtuigcrash op 15 juni 1943

Lancaster crash

Mijn goede vriend Bert Spoelstra deed in de jaren 90 al uitgebreid onderzoek naar de de luchtoorlog in Zuid-Limburg. In 2021 heeft hij zijn archief aan mij geschonken zodat ik zijn werk kan voortzetten. In zijn archief zit ook een onderzoeksdossier over de vliegtuigcrash in Schinveld. Bert heeft toen een onderzoek gedaan en hierover een verhaal geschreven. Ik zal zijn verhaal hier met jullie delen omdat het op zo'n mooie manier geschreven is en omdat het Bert's verhaal is. Het verhaal is geschreven in mei 1993 en was bestemd voor het jaarboek van Heemkundevereniging ‘de Veersjprunk’ in 1994.

 

EEN DIE NIET TERUGKEERDE......

In de letterlijk en figuurlijk donkere nachten van de duitse bezettingstijd, bracht het monotone gebrom van de hoog overtekkende bommenwerpers hoop in de harten van het geknechte volksdeel en angst in die tijd van hen die tot de bezettende macht -en haar handlangers- behoorden.  "Tommies" waren het, die daar hoog in de duistere hemel op weg gingen om de gehte vijand een koekje van eigen deeg te geven. En eens, eens zou de tijd komen waarop die "Tommies" naar Nederland en dus ook naar Schinveld zouden komen. Als mensen van vlees en bloed en dan niet belichaamd in een groot vliegtuig, zo onbereikbaar hoog in de lucht......

Voor het echter zo ver was, zouden nog heel veel, te veel, van die "onbereikbaren" uit de lucht komen vallen en hun jonge leven eindigen in een land dat soms zo erg ver van hun eigen vaderland was gelegen.......

 In die zwarte nachten vlogen de Engelsen van de R.A.F. de Royal Air Force of delen van die luchtmacht uit de gemenbest-landen. Ovderdag trokken de Amerikanen, meestal van de Eight Army Air Force (De "Meighty Eight" hun witte condensstrepen langs de hemelkoepel. En zowel in die nachten als overdag, waren de Duitsers paraat om te trachten zoeveel mogelijk vijanden het bombarderen van hun "Heimat" te beletten.

Felle luchtgevechten woedden aan de hemel die er niet zelden in eindigden dat een of meer vliegmachines, vriend en vijand, vroegtijdig en gewelddadig naar beneden kwamen vallen.In het luchtruim van Nederland was dat van 1940 tot 1945 het geval met ongeveer zevenduizend vliegtuigen waarvan er naar schatting alleen al in Limburg zo'n vijf- tot zeshonderd 'crashten'. Schinveld had wat dat betreft in die bezettingsjaren geluk: zover ik heb kunnen nagaan, kwam 'slechts' één machine op haar grondgebied neer en daarover handelt dit artikel.

Minstens twee zaken hadden die vliegers van vriend en vijand destijds met elkaar gemeen: ze waren militair, maar vooral en meestal in de eerste plaats waren ze hartstochtelijk piloot; verknocht aan het vliegen. In vredestijd zouden de Duitse, Engelse en Amerikaanse vliegeniers het waarschijnlijk prima met elkaar hebben kunnen vinden. In oorlogstijd eindigde hun ontmoeting echter maar al te vaak in een dramatische dood.

Dat was ook in de nacht van 14 op 15 juni 1943 boven Schinveld het geval. Zij die er getuige van zijn geweest, zullen her nooit vergeten: een brandend vliegtuig scheerde met veel lawaai over het dorp om even later te pletter te slaan in een bosperceel tussen de 'Ruscherhof' en de Emmastraat, achter de voormalige Curver-plasticfabriek.

Die 15de juni wist men in Schinveld al gauw te vertellen dat het een Engelse bommenwerper was geweest die in dat bosje z'n vroegtijdig einde had gevonden. En er waren verschillende dode piloten gevonden. Een enkeling wist later te vertellen, dat het een Lancasterbommenwerper was geweest. Zo'n grote, viermotorige. Maar wat was het nu precies geweest? Wat was er gebeurd?

Helaas weet ik meer te vertellen over het vliegtuig dan over de ongelukkige inzittenden. Dat waren in Ieder geval zeven mannen. En het waren geen Amerikanen zoals wel gedacht is. De bemanning bestond uit 5 Australiërs, een Engelsman en een Canadees. Een gemengde bemanning dus! Wat ik van hen weet, volgt hier.

Het toestel - inderdaad een Lancaster, codenaam AR-N, de grootste en beste bommenwerper die de Britten in de Tweede Wereldoorlog in de strijd wierpen - werd gevlogen door de 23-jarige Flight Sergeant George Robert Cope. Hij werd daarin bijgestaan door de boordwerktigkundige (Flight Engineer), die tevens als co-piloot optrad. Deze functie werd bekleed door sergeant Ernest Booth (foto linksboven, samen met zijn vrouw Dorothy). De bommenrichter, die tevens neuskoepelschutter was en zijn plaats vóór in de neus van de grote machine had, heette Douglas Douds en was eveneens Flight Sergeant. Hij was 21 jaar oud.

De radio-verbindingen werden onderhouden door de 32-jarige Douglas Henry Crouch, ook een sergeant. Als navigator trad op de enige officier van de bemanning: de 34-jarige Flying Officer Hugh Lyons Gordon, een advocaat. De resterende functies aan boord waren die van staartkoepelschutter en rugkoepelschutter. Staartschutter is de 21-jarige Flight Sergeant Donald Scott Finlason en Flight Sergeant William (Bill) R. Matheson is de ‘mid upper gunner’.Met uitzondering van Booth en Matheson maakten zij deel uit van de Royal Australian Air Force (RAAF), en waren zij ingedeeld bij het 460 Squadron. Dit squadron was een zogenaamd Australisch squadron hoewel Booth tot de Engelse RAF behoorde en Matheson tot de Royal Canadian Air Force (RCAF).

Zo'n squadron telde meestal ongeveer 15 vliegtuigen. Waarom de Engelsman en de Canadees deel uitmaakten van deze bemanning, is mij niet bekend.De vijf Australiërs hadden samen getraind om een 5-persoons bommenwerper te vliegen, maar gingen over op een bommenwerper waar 7 personen in moesten samenwerken. Vandaar dat er twee extra bemanningsleden bij kwamen - de Brit (als vervanger voor een andere boordwerktuigkundige) en de Canadese ‘mid upper gunner’.Het vliegtuig was die avond opgestegen vanaf de basis Binbrook in Engeland om, gezamenlijk met 198 andere Lancasters en 6 Mosquitos, de stad Oberhausen te gaan bombarderen. Daarvoor hadden ze deze bommenlast aan boord: 'Bomb load 1x4000lb, 56x30lb, 690x4lb incendiaries'.

De onfortuinlijke bemanning van de ‘Schinveldse Lancaster’ zou aan bombarderen echter niet toekomen. Hun collega's in de andere toestellen hadden meer succes: in Oberhausen werden bij het bombardement 267 gebouwen vernield en 584 zwaar beschadigd. 85 bewoners van de Duitse stad kwamen om in de vuurzee terwijl nog eens 258 anderen gewond raakten.

Volgens de Britse legerleiding gingen die nacht 17 Lancasters verloren. De Duitsers hielden het op 20 stuks. Het 460 Squadron was daarbij wel heel zwaar getroffen: behalve de 'kist' die in Schinveld neerging, stortten nog twee van haar Lancasters die nacht neer. Eén in België en één in Schellingwoude. De Lancaster die in Schinveld zijn eerste/laatste vlucht beëindigde, was op de romp voorzien van de geschilderde letters AR-N (AR is de code-aanduiding voor het 460 Squadron) en van het eigen serienummer EE167. Het was een splinternieuw vliegtuig van het Lancastertype B III. Dat wilde o.a. zeggen, dat het toestel uitgerust was met vier Merlin 28 motoren. De vliegmachine maakte deel uit van een serie van 620 Lancasters die door AV Roe in Chadderton in 1941 besteld waren en welke serie werd gebouwd en afgeleverd van november 1942 tot en met juni 1943. Van deze serie werden 491 stuks als type B III gebouwd en de rest als type B I. De EE167 werd op 8 juni 1943 in gebruik genomen. Dus toen piloot Cope op de late avond van 14 juni 1943 in Binbrook opsteeg om in de lucht met vele andere bommenwerpers te verzamelen voor de gevaarlijke vlucht naar Oberhausen, was zijn machine pas zeven dagen oud!

Toen de stroom bommenwerpers, waaronder de EE167, het vaste land naderde, werd daar op de diverse bases van de Luftwaffe alarm geslagen, Vooral op die bases waar zogenaamde 'nachtjagers' gestationeerd waren. Deze nachtjagers waren ingedeeld bij ‘Nachtjagdgeschwader' waarvan het Geschwader nummer 1 werkzaam was boven Nederland. Zo lag de 'Erste Gruppe' van het Nachtjagdgeschwader 1', aangeduid als I.NJG 1, op de Fliegerhorst Venlo/Herongen. Zo'n 'Gruppe' omvatte meestal drie 'Staffel' van elk ongeveer 10 vliegtuigen. Dat waren veelal tweemotorige Messerschmitts van het type 110 gewoonlijk aangeduid als Bf-110. Dit vliegtuig had zich, na aanvankelijk voor andere doeleinden ingezet te zijn (waar het niet voor deugde) ontwikkeld tot een uitstekende nachtjager. Het had een bemanning van twee koppen: de piloot en een man die de dubbele functie van 'Funker' en boordschutter uitoefende. Deze zat in de lange en smalle cockpit achter de piloot. Later in de oorlog kwam er nog een derde man bij: een vaste boordschutter zodat de marconist zich geheel aan zijn in voor de nachtjacht, onontbeerlijke, taak kon wijden.

Het gaat in het bestek van dit artikel te ver om uit te wijden over organisatie en opzet van de Duitse nachtjacht. Het was samenspel van radarpostbemanningen op de grond, de Jägerleitoffizier en de vliegtuigbemanning. Vanaf de grond hield de Jägerleitoffizier contact met de Funker in het vliegtuig. Hij praatte de nachtjager tot bij de bommenwerper en dan moet de jachtjagerbemanning het met zijn eigen boordradar oppikken en de machine afschieten.Meestal gebeurde dat door een stukje onder de bommenwerper te gaan vliegen en zich aan te passen aan diens snelheid. Omdat de meeste Engelse bommenwerpers aan de onderzijde 'blind' waren, wisten de neergeschoten bemanningsleden, die het overleefden, later vaak niet te vertellen door wie of wat hun vliegtuig geraakt was. De piloot van de nachtjager trok zijn machine namelijk steil omhoog en in die beweging schoot hij op de vleugeltanks van de tegenstander, waardoor dat toestel in brand vloog. Deze methode werd door de nachtjagerbemanningen een aanval 'Van-achter-onderen' genoemd.

 

Eén van de 'azen' van vliegveld Venlo was in die junimaand van 1943 de Hauptmann Manfred Meurer (foto midden). Hij had op dat moment al 41 overwinningen geboekt op geallieerde vliegtuigen en ook hij steeg die nacht op om op zoek te gaan naar de toestellen die het Nederlands luchtruim binnen waren gevlogen, op weg om zijn vaderland te gaan bombarderen. In zijn Me-110 zat zijn Bordfunker de Oberfeldwebel Scheibe met wie Meurer zijn meeste overwinningen behaalde. Scheibe zou trouwens de eerste marconist van de Duitse nachtjacht zijn die de hoge onderscheiding het ridderkruis, kreeg uitgereikt. In de vroege morgen van 15 juni 1943 - na 01.02 uur want toen haalde hij boven Weert zijn 42ste vliegtuig neer (de Lancaster W4936 van RAF 44) maar wordt ook door FLAK-batterijen 3./591 en 4./591 geclaimd - maakte Meurer contact met de nietsvermoedende bemanning van de EE167. Een dodelijk contact.

 

Ergens boven Sittard wist Meurer de viermotorige Lancaster met zijn boordgeschut te raken en de machine vloog in brand. Wie zal zeggen wat er in de hoofden van de ongelukkige bemanningsleden omging op het moment dat zij beseften dat hun vliegtuig de veilige basis in Engeland nooit meer zou halen? En waarom is de bemanning niet in haar geheel 'uitgestapt'? Vragen waarop wel nooit iemand een antwoord zal krijgen. De Brits bemanningen hadden over het algemeen een bijna heilig vertrouwen in 'hun' piloten. Misschien heeft Cope geprobeerd ergens een noodlanding te maken wat een aantal bemanningsleden ongetwijfeld een beter idee geleken zal hebben dan een ongewisse sprong met een parachute in een verduisterde wereld. Misschien ook zijn er door het salvo van Meurer bemanningsleden gewond geraakt, waardoor zij niet konden springen en heeft de piloot hen niet aan hun lot willen overlaten en daarom besloten te trachten de kist aan de grond te zetten. Hoe het ook zij, tijd om te springen hebben de mannen (zover als ik het kan beoordelen) in ieder geval niet gehad.

 

Met een huilend geluid en brandend als een fakkel, daverde het toestel in zijn laatste vlucht over Schinveld om neer te storten in het bos. Jammer genoeg beschikt het archief van de gemeente Onderbanken over geen enkel document betreffende deze crash. Ongetwijfeld zal er destijds een proces-verbaal zijn opgemaakt, maar waar een eventueel afschrift gebleven is? Ik kon er nergens eentje achterhalen.Daardoor was het voor mij niet mogelijk na te gaan, wáár de twee overlevenden werden aangetroffen en in welke staat.

 

Vast staat in ieder geval, dat Booth en Matheson de crash overleefden en, beiden gewond, gevangen werden genomen. Wat een toeval dat uitgerekend de Engelsman en de Canadees overleefden terwijl de vijf Australiërs jammerlijk omkwamen! Mogelijk zijn die twee er op het laatste moment nog in geslaagd om uit de machine te springen. Naar verluidt zouden twee lijken - zonder hoofd - in de resten van het vliegtuig zijn aangetroffen; lag één lijk niet ver van het wrak verwijderd en lag honderden meters verder een vierde lijk in een weiland en zou de vijfde dode, hangend aan zijn parachute in een boom van het bos aan de Bouwberg zijn gevonden.

 

Een Duits bericht vat het zo samen: '15.06.1943, 01.11 Uhr, Absturz einer Lancaster bei Schinveld (2Km südöstlich Schinveld), südostwärts Sittard durch Hauptmann Meurer, 1NJG1 Venlo. Besatzung 7 Mann davon 5 tot, 2 schwer verletzt. Flugzeug durch Bombendetonation vollkommen zerstört, Trümmer liegen im Umkreis von 2Km.' (Bron: Wim Goedmakers, 11-2008)

 

De vijf lichamen werden door de Duitsers overgebracht naar Venlo, waar twee - groter wordende - begraafplaatsen waren ingericht: één voor de gesneuvelde Luftwaffe-bemanningen en één voor de neergehaalde vijanden. Daar kregen de Australiërs de graven genummerd 322 tot en met 326. Na de oorlog werden deze kerkhoven geruimd. De Duitse gesneuvelden werden herbegraven op het grote kerkhof in IJsselsteyn onder de gemeente Venray. De stoffelijke overschotten van de Engelsen (en óók de Australiërs van Schinveld) vonden een laatste rustplaats op begraafplaats Jonkerbos in Nijmegen. ‘Jonkerbos War Cemetery contains 1.629 Commonwealth burials of the Second World War, 99 of them unidentified, and 13 war graves of other nationalities.’

De wrakstukken van de Lancaster werden op een grote truck geladen en zijn vermoedelijk, uiteindelijk terechtgekomen op het terrein van de zogenaamde 'Zerlegebetrieb' in Utrecht/Kanaaleilanden; in 1944 gingen de resten van Zuid-Nederlandse vliegtuigwrakken naar het Zerlegebetrieb van concentratiekamp Vught.In zo een bedrijf sorteerden gevangenen de voor de Duitse economie nog bruikbare metalen en andere onderdelen uit de neergehaalde vliegtuigen van vriend en vijand. Kleine stukjes (gesmolten) aluminium en een enkele scherpe mitrailleurpatroon uit het boordgeschut, zijn nog steeds op de crashplaats te vinden. Verder herinneren enkele gedeeltelijk verminkte bomen er aan dat op die plek de Lancaster brandend neerplofte en daarbij vijf jonge mannen, zo ver weg van hun vaderland, een gruwelijke dood in sleurde.

Booth en Matheson werden zoals gezegd krijgsgevangen gemaakt. Zij gingen beiden naar Stalag Luft 6 in Heydekrug. Booth keerde op 22 april 1945 terug in Engeland. Hoewel Matheson ook gevangen werd genomen, keerde hij al op 16 september 1944 in Engeland terug. Was hij ontsnapt?Leden van De Veersjprunk proberen te achterhalen of beiden nog leven om met hen in contact te komen. Dat is een moeizaam en langdurig onderzoek dat nog niet was afgesloten bij het schrijven van dit artikel.

N.B. Samen met Bert Booth - een neef van Ernest Booth - vond de webmaster de weduwe van Matheson in Toronto Canada in 2010. Matheson was dermate gewond dat hij nog in de oorlog is geruild voor Duitse krijgsgevangenen.

Misschien voor de lezer nog interessant te vermelden, dat in diezelfde juni-maand van 1943 de I./NJG 1 (vanaf Venlo) een record behaalde in het neerschieten van vijandelijke vliegtuigen. Dat gebeurde in de nacht van 21 op 22 juni. De nachtjagers van Venlo vernietigden toen 25 Britse bommenwerpers. Die bewuste nacht waren door de RAF 705 machines ingezet. Tweeënveertig daarvan werden alleen al boven Nederland neergehaald. In één nacht!

Overigens haalde Hauptmann Meurer het einde van de oorlog ook niet. Ongeveer een half jaar later, in de nacht van 21 op 22 januari 1944, botste Meurer vliegend in een ander type nachtjager - een Heinkel 219 - tegen een Britse Lancaster. Beide vliegtuigen stortten brandend neer waarbij Meurer en zijn marconist Scheibe de dood vonden. Meurer was op dat moment Grupppenkommandant van Venlo, had 65 Abschüsse op zijn naam staan en was pas 25 jaar.

In de nacht van 15 op 16 juli 1943, dus precies een maand later ging een andere viermotorige bommenwerper, ditmaal een Halifax brandend neer boven Brunssum. Het gehele staartstuk brak daarbij af en stortte, de staartschutter meesleurend, neer op het steenstort van de Staatsmijn Hendrik, daar waar tegenwoordig het materiaaldepot van het Amerikaanse leger is gevestigd. De rest van de machine passeerde de grens met Duitsland en viel neer ergens achter de boerderij 'Ora et Labora' die daar vroeger stond. Maar dat is weer een ander verhaal.....

 

Bert gebruikte voor zijn verhaal gegevens uit het privé-archief , J. in 't Zandt te Blerick wat in het dossier zit en de boeken:

Vliegveld Venlo deel I en II van Jan Derix/Harrie Keulards

Wespennest Leeuwarden, deel l, II en III van Ab Janssen

 

Onderzoek:

Ik kreeg van Bert Spoelstra in 2021 alle documenten uit zijn archief geschonken die te maken hadden met de luchtoorlog in Limburg. Bert had in de beginjaren '90 al onderzoek gedaan naar de vliegtuigcrash in Schinveld. Dit deed hij samen met de toenmalige perceeleigenaar die naast de locatie woonde. Hier zijn toen foto's van gemaakt die hieronder gepubliceerd staan. Bij dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een metaaldetector en dat leverde toen al wat wrakresten op van deze Lancaster bommenwerper.

Bijna dertig jaar later, waren we opnieuw benieuwd of er nog wrakresten op deze locatie te vinden waren. Doordat de ontwikkelingen van detectie apparatuur de afgelopen 10 jaar enorm verbeterd was zou de kans op vondsten verhogen. We hadden via diverse bronnen vernomen dat er al heel wat mensen op deze locatie onderzoek hadden gedaan en dat hierbij veel wrakstukken gevonden zijn. Sommige mensen hadden zelfs zoveel lef om zonder toestemming onderzoek te doen. Waar uiteindelijk dan deze spullen zijn gebleven mag Joost weten.

 

Het is in het voorjaar van 2021 dat ik in contact kwam met Rick Bruinsma uit Schinveld. Rick had de wens om een boek te schrijven over de Tweede Wereldoorlog in de gemeente Baekdalen. In de straat van de vliegtuigcrash woonde vroeger Hein Janssen en Hein heeft de crash als kleine jongen meegemaakt. Het was dan ook de wens van Hein om een monument voor de gevallen militairen te realiseren. Dit is er dan ook uiteindelijk gekomen in de voortuin van zijn huis aan de  Julianastraat in Schinveld. Inmiddels is Hein overleden.

Navraag bij het kadaster leerde ons dat de voormalige perceeleigenaar niet meer in leven was en dat het perceel nu bewoond werd door een andere bewoner, Guus Janssen.

Rick en ik besloten samen in augustus 2021 om een brief te sturen naar Guus Janssen betreffende ons onderzoek. Guus reageerde hier positief op en samen met hem bezochten we zijn stuk bos op zaterdag 9 oktober 2021 voor het eerste onderzoek. Paul van Zwijndrecht kwam ook nog even helpen en al snel vonden we de eerste wrakstukken. De meeste stukken waren erg geoxideerd en niet meer te identificeren. Uiteindelijk witen we een aantal wrakstukjes te vinden die wel tot een Lancaster bommenwerper waren te herleiden. 

 

Nieuwsgierig als we waren, waren we ook benieuwd of er nog iets van Lancaster EE176 in het bosperceel achter het bosperceel van Guus kon liggen. Immers als een vliegtuig op een perceel neerkomt dan vliegen de wrakresten vaak een stuk verder dan de crashplaats. Na wederom navraag bij het Kadaster bleek dit een perceel te zijn dat eigendom was van Wiel Melchers. Het lukte ons om in contact te komen met Wiel. We namen Wiel mee in ons onderzoek en we maakte met het een afspraak om samen zijn perceel te onderzoeken.

Op zaterdag 26 maart 2022, ruim vijf maanden na ons eerste onderzoek spraken Rick Bruinsma en ik samen af met Wiel op locatie. Samen met Wiel onderzochten we zijn perceel en vonden aanvullende wrakresten. Bij dit onderzoek werd zowaar een "parel" gevonden, te weten een brandblusser uit de Lancaster die nog intakt was gebleven en waarop de tekst nog duidelijk leesbaar was. Na bijna 79 jaar in de grond verstopt te hebben gelegen vonden we dit mooie onderdeel. Met Wiel werd afgesproken dat ik de brandblusser zorgvuldig zou schoonmaken. Dat was uiteindelijk een lastige klus en daarna mocht ik van Wiel de brandblusser aan mijn collectie toevoegen als zijnde een schenking. 

 

Als laatste noot is het nog goed om te weten dat er veel informatie over deze vliegtuigcrash gevonden kan worden op de facebook pagina "Lancaster EE176" welke op 31 juli 2016 is opgericht door Bertie Booth, neef van een van de bemanningsleden. Bertie Booth onderhoud deze facebook pagina samen met Win Slangen. 

 

Onderzoek locatie in 1993: op foto voormalige perceeleigenaar

Onderzoek locatie in 1993: op foto voormalige perceeleigenaar

Gevonden Wrakresten

Diversen wrakresten met een groene kleur.

De verf van de buitenkant van de Lancaster

Diversen wrakresten zoals connectoren etc waarop duidelijk AM staat geschreven

(Air Ministry)

Diversen wrakresten

Gevonden brandblusser op loactie van deze Lancaster

Codering A193 27 / EW 1-17 / 2-43 waarvoor het laatste cijfercombinatie staat voor wanneer de brandblusser gevuld werd: februari 1943

Duidelijk nog stukken tekst te lezen van het etiket, iets wat bijzonder is na 79 jaar in de grond te hebben gelegen

Groter stuk wrakdeel gevonden van deze Lancaster