Brunssum vliegtuigcrash op 14 juli 1943

Halifax crash

In de Tweede Wereldoorlog zijn in Brunssum zowel een Halifax alsook een Lancaster neergestort. Deze Lancastercrash had ik nog niet onderzocht en staat daarom ook nog niet hier vermeld. Als ik in 2021 van Bert Spoelstra zijn archief overhandigd krijg, zit hier een dossier in over de crash van een Halifax in Brunssum op 14 juli 1943. Naast dit dossier kreeg ik ook een stuk wrakrest van deze Halifax die door de vader van Bert ooit werd gevonden in het Schutterspark.

Op donderdag 14 juli 1943 stegen vanuit Engeland driehonderdvierenzeventig vliegtuigen op voor een bombardement op de Duitse stad Aken. Van deze grote vliegtuiggolf maakten tweehonderdenveertien Halifaxes, zesenzeventig Wellingtons, vijfenvijftig Stirlings, achtien Lancasters en elf Mosquitos deel uit. Die avond zouden twintig vliegtuigen niet meer naar huis terugkeren, waarvan vijftien Halifaxes, twee Lancasters, twee Wellingtons en een Stirling. Een verliespercentage van 5,3%!

Eén van deze Halifax bommenwerpers was opgestegen van RAF vliegveld Pocklington om 00:04 uur lokale tijd en behoorde toe aan het No.102 Squadron. Dat squadron liet die nacht vierentwintig Halifaxes vertrekken vanaf hun vliegbasis.

Een Halifax had, net als de Lancaster, normaliter een bemanning van zeven mannen. Beide typen toestellen waren overigens viermotorig.

Aan boord van de Halifax die in Brunssum neerging en die was voorzien van het serienummer JB894 zaten ook zeven bemanningsleden:

 

piloot Sgt. Robert Amos

flight engineer Sgt. John Smith

navigator Sgt. Basil Dowthwaite

bomrichter Sgt. William Smith

wireless operator Sgt. John Fradley

boordschutter F/Sgt. Douglas Howell Brown

boordschutter Sgt. John Raw

Dit was een zogenaamde “All sergeants crew”, zonder officieren.

 

De Halifax van piloot Robert Amos vloog nabij Aken, boven Eilendorf, en werd daar door het Duitse luchtafweergeschut in brand geschoten. Blijkbaar had de bemanning hun bommen nog niet gedropt en probeerden ze met hun bommenwerper weg te vliegen van hun target. Op het moment dat ze boven Brunssum kwamen ontploften vermoedelijk de bommen aan boord. De Halifax brak in de lucht in stukken en kwam verspreid over een gebied van een kilometer op de grond terecht.

De moeder van Bert Spoelstra, die met haar ouders in de Brunssumse wijk Schuttersveld woonde, was getuige van het neergaan. De bommenwerper maakte een enorm kabaal, terwijl deze brandend over de wijk vloog. Haar vader had echtgenote en dochter gesommeerd naar buiten te gaan. Dat vond hij veiliger dan in een kelder te schuilen. “Als het huis getroffen wordt, worden we allemaal levend begraven!”

De drie joodse onderduikers in zijn mijnwerkerswoning moesten echter wel binnenblijven omdat ze niet ontdekt mochten worden. Dochterlief lag met de kat in haar armen gekneld op de klinkers van de Brunahildestraat, verwachtend dat de ongeluksmachine ieder moment in de wijk zou kunnen neerkomen. Het brandende gevaarte verdween achter het Schutterspark en van het ene op het andere moment, was het doodstil. Geen klap of explosie van het neerkomen werd gehoord. De volgende dag beklom zij in het Schutterspark de zogenaamde “Heiberg”. Daar hadden zich meer mensen verzameld, want vanaf daar kon je in de verte het vliegtuig zien liggen. Ongeveer op de plaats waar later de grote barakken van het Amerikaanse legerdepot werden gebouwd.

Het was volgens iedereen maar een klein vliegtuig en de piloot zat er nog in. Dacht men…

Wat was er werkelijk gebeurd?

In de nacht van woensdag 13 op donderdag 14 juli 1943 werd er omstreeks 01:38 uur luchtalarm gegeven op de Staatsmijn Hendrik in Brunssum. Omstreeks 02:03 uur vond een luchtgevecht plaats boven het terrein van de Staatsmijn waarbij een vliegtuig in brand raakte. Op dat moment stortte een deel van dit vliegtuig, het staartstuk, op het steenstort van deze mijn, ter plaatse genaamd Deenenlust, neer. De Staatsmijnpolitie was snel ter plaatse. In de geschutskoepel van het staartstuk werd een lijk aangetroffen van een lid der bemanning. Onmiddelijk werd een R.K. geestelijkse alsmede de geneeskundige dienst gewaarschuwd, die spoedig ter plaatse arriveerden.

Het grootste gedeelte van het vliegtuig, met de vier motoren, was circa achthonderd meter verder op Duits gebied terecht gekomen, ongeveer ter hoogte van het huidige AWACS-vliegveld.

Aan Duitse zijde werd de omgeving afgezet door "Zollbeamten" die verklaarden dat er vier lichamen van omgekomen bemanningsleden waren gevonden. In de -juiste- veronderstelling dat er zeven bemanningsleden moesten zijn, werd de hele nacht in de omgeving gezocht waarbij echter geen lichamen meer gevonden werden. De bewaking van het lichaam van de staartschutter en het gedeelte van het vliegtuig dat op de steenstort was neergekomen werd opgedragen aan de Staatsmijnpolitie.

Door een ter plaatse aanwezige Duitse officier werd het bevel gegeven dat niemand aan het lijk mocht komen en dat er absoluut geen dingen van het vliegtuig ontvreemd mochten worden.

Op zaterdag 16 juli 1943 arriveerde een groep Duitse officieren en manschappen van Fliegerhorst Venlo die enige instrumenten uit het staartstuk kwam ophalen. Het vliegtuig werd geidentificeerd als een Halifax bommenwerper met serienummer JB894.

Aan de linkerringvinger van het stoffelijk overschot van de staartschutter zat een gouden monogramring met de initialen W.R. Deze ring werd door de Staatspolitie bewaard om later aan de nagelaten betrekking te kunnen izenden. Het stoffelijk overschot droeg een pasfoto van zichzelf en twee kleine foto's van meisjes gekleed in uniform, waarop vermeld stond:

* Marjorie Nirholson, 6 Lonfield, Terrax Haslington Yorks

* Miss A.Wallie, 7 Council Houses Chapel Lane Whittington Noord Lichfield Staffs.

In de handschoenen van het stoffelijk overschot stond vermeld: Sgt Willshire. Diezelfde zaterdag werd omstreeks 11:00 uur in de ochtend het stoffelijk oveschot door Unterofficier Lang van het vliegcommando Venlo uit het staartstuk gehaald om de identiteit vast te kunnen stellen. Het stoffelijk overschot droeg echter geen identiteitsplaatje. Op een van zijn kledingstukken stond het woord RAW geborduurd. In zijn rechterbroekzak bevond zich een sierhoefijzer en een gedroogd konijnenpootje. (Geluksbrenger of mascotte.) 

In zijn bovenkaak had het lijk een gedeeltelijk kunstgebit en verdere bijzonderheden konden niet gemeld worden.

De volgende dag, zondag 17 juli 1943 werd het stoffelijk overschot opgehaald door de begrafenisonderneming Van de Boom uit Maastricht en naar het ziekenhuis “Calvarienberg” gebracht.

De identiteit van de omgekomen staartschutter bleef de Duitsers onbekend. Op het graf van de Engelsman -in Maastricht- werd een houten kruis geplaatst met het opschrift “Unbekannte Flieger” en daarbij de letters R.A.W. De Duitsers vermoedden hoogstwaarschijnlijk dat R.A.W. zoiets was als R.A.F…

Het bleek echter te gaan om het lichaam van John Raw die pas 20 jaar jong was. Zijn ouders waren Herbert Emile Raw en Edith Jane Raw afkomstig uit Gilesgate in Durham.

De vliegtuigresten zijn toen zowel aan Nederlandse als aan Duitse zijde opgeruimd door Duits personeel van vliegbasis Monchen-Gladbach.

Boordschutter Sgt Douglas Howell Brown kon zich in veiligheid brengen met zijn parachute maar werd uiteindelijk gevangen genomen. Hij werd naar het kamp Stalag  Luft 6/357 gebracht. Hij kreeg PoW No.376. Hij overleefde als enige van de bemanning de vliegtuigcrash en keerde na de Tweede Wereldoorlog naar huis. Douglas werd geboren op 4 februari 1921 in Askam in Furness.

De andere leden van zijn bemanning vonden allemaal de dood tijdens deze crash en werden later begraven op het Rheinberg War Cemetery. Behalve John Raw die in Maastricht begraven werd.

Wrakrest van Halifax JB894- vroeger gevonden door de vader van Bert Spoelstra. Wrakrest geschonken gekregen van Bert in 2021