Grevenbicht vliegtuigcrash op 15 oktober 1941

Vickers Wellington crash

Woensdag 15 oktober 1941 begon als een gewone dag als alle andere, alleen het eind van de avond zou voor altijd in het geheugen gegrift blijven bij de inwoners van het Limburgse Maasdorp Grevenbicht. Aan de andere kant van de Noordzee maakte de RAF zich klaar om nachtvluchten te gaan uitvoeren. Rond 18:20 uur, lokale tijd, stegen zeven Vickers Wellington bommenwerpers van het No. 57 squadron op vanaf vliegveld Feltwell. Er stond een bombardement van de Duitse stad Keulen op het programma. De tweemotorige Vickers Wellington bommenwerper met het serienummer X9978 ging als laatste, om 18:35 uur, de hoogte in met aan boord de Australische piloot Keith John Miller en zijn vijf Britse collega’s. Hun “kist” werd door de Britse vliegers gewoonlijk  als een “Wimpy Wellington” aangeduid. In feite was het al een verouderd type vliegtuig, maar door haar degelijkheid werd de bommenwerper tot het einde van de oorlog gebruikt.

Alle bemanningsleden hadden de rang van sergeant. Zij vormden dan ook, zoals dat toen genoemd werd, een “all sergeant crew”.

Normalerwijs bestond de crew van een Wellington uit vijf mannen. Soms werd daar -zoals het geval was bij deze machine- een zesde man aan toegevoegd. Dat kon zijn omdat het om een ervaren bemanning ging die als  zogenaamde “Pathfinder” (verkenner) dienst moest doen, of dat de bemanning was opgezadeld met een speciale opdracht tot waarnemingen, of omdat een nog niet uitgeleerde piloot extra vlieguurtjes moest maken en ervaring moest opdoen. Waarom in onderhavig vliegtuig een zesde man was toegevoegd, is niet bekend. Hoe het ook zij, deze zes jongemannen zouden die nacht niet overleven, maar met hun machine naar hun dood vallen…

Deze “Wimpy Wellington” had een camera aan boord om foto’s onderweg te kunnen maken en in het bommenluik waren zes grote bommen opgehangen: een bom van 500 kilogram en vijf bommen van 250 kilogram. De co-piloot Sgt. Lewery, de observator Sgt. Jennings,  operator Sgt Christie en boordschutter Sgt. Jones waren inmiddels ervaren vliegers en ze hadden gezamenlijk al meer dan vijfentwintig bombardementsvluchten in de nachtelijke uren gemaakt. Voor piloot Keith John Miller was dit zijn vijfde missie in dienst van het No. 57 squadron waar hij sinds kort met een bommenwerper van dit type vloog. De crew ging door de nachtelijke hemel op weg naar de Duitse stad Keulen maar boven Duits gebied moeten ze gezien zijn door de Duitse vijand. Aangezien zij als laatste in Feltwell opgestegen waren en er tussen hen en het eerste vliegtuig ruim vijftien minuten verschil zat, is het aannemelijk dat de Duitsers de eerste bommenwerpers opgemerkt hebben, waarop zij vervolgens de zoeklichten hebben laten ontsteken om de naderende bommenwerpers in de lichtbundels te kunnen vangen. Wat er precies is gebeurd valt niet meer te achterhalen maar dankzij de verklaringen van diverse ooggetuigen kom ik tot het volgende verhaal:

Het was woensdagavond rond 21:00 uur dat we buiten waren en dat we de zoeklichten van de Duitsers konden zien schijnen. De Maas diende als verdedigingslinie voor de Duitsers, want wanneer er een Britse bommenwerper verscheen werd de hemel boven Grevenbicht door hen helder verlicht. Het fascineerde ons om te zien hoe de diverse lichtbundels het luchtruim afzochten. Soms zag je dat verschillende stralenbundels elkaar kruisten en daarbij in één punt bij elkaar kwamen. De Duitsers probeerde dan om een vliegtuig te “vangen” in zo’n snijpunt en de ongeluksmachine daarin vast te houden. Een logge bommenwerper was dan geen partij voor de snelle Duitse nachtjagers die vervolgens opdoken. Vaak kon een “gevangen” bommenwerper aan de zoeklichten ontsnappen, meestal door een steile duikvlucht naar beneden, maar deze keer leek dat niet te lukken. Een tijd lang probeerde de piloot het vliegtuig uit de lichtbundels te krijgen. De machine steeg en daalde en ging van links naar rechts maar niets hielp om de Vickers Wellington X9978 te laten ontsnappen. In de tussentijd dat de Britse bommenwerper met deze zoeklichten in gevecht was, werd vanuit de Fliegerhorst in Venlo een nachtjager van het Nachtjagdgeschwader NJG 1 de lucht ingestuurd om de bommenwerper uit de lucht te schieten. De Duitse piloot, H. Maier, werd voor deze opdracht ingezet en vloog vanuit Venlo met zijn Messerschmitt richting Grevenbicht. De Messerschmitt kwam over Susteren heen gevlogen op weg naar de grote logge bommenwerper. Ergens boven de staatsmijn Maurits opende de nachtjager het vuur op de brandstoftanks in de vleugels van de Wimpy. Niet veel later vloog de Vickers Wellington X9978 in brand. Door de enorme hitte van de kogels die in de brandstoftanks sloegen, ontstond dan aan boord van een bommenwerper een grote brand en verloren de motoren aan kracht omdat de brandstoftoevoer haperde. De Vickers Wellington verloor onder luid gebrul van de motoren snel hoogte en het was duidelijk dat dit toestel Engeland nooit meer zou bereiken. Het leek een kwestie van minuten voordat de bommenwerper zou neerstorten en de piloot slaagde er nog net in om het toestel van het dorp Grevenbicht weg te draaien. In de luttele seconden die daarna overbleven heeft de bemanning nog kans gezien om twee bommen te laten vallen nabij de Oranje Nassau school te Schipperskerk. Er werden alleen op de grond grote kraters veroorzaakt. Na het droppen van de twee bommen hebben drie van de zes bemanningsleden het vliegtuig verlaten met hun parachute en probeerde de rest van de bemanning het toestel kennelijk door middel van een noodlanding nog veilig op de grond te zetten. Door een te hoge snelheid kwam de Wellington hard in aanraking met de grond en volgde er een enorme explosie. Het vliegtuig -met daarin nog drie bemanningsleden-spatte uit elkaar en een enorme vlammenzee verlichtte vervolgens de hemel. Het toestel was in de Deiler neergekomen, niet ver buiten het dorp.

De bemanning van een Vickers Wellington bommenwerper was over het algemeen goed getraind om samen een noodlanding voor te bereiden. Door veel trainen en discipline waren de bemanningsleden in staat om in drie minuten tijd alles daartoe klaar te hebben.

In dit geval mocht dat echter niet baten.

Diverse inwoners van Grevenbicht waren getuige van het hele gebeuren en sommigen waagden het om naar de plek des onheils te gaan. Onderweg kwamen ze nog een vliegenier tegen, die echter de sprong uit de bommenwerper niet overleefd had. Kennelijk was hij te laat uit het toestel gesprongen en had zijn parachute zich niet voldoende kunnen ontplooien. Toen de Grevenbichtenaren echter de Duitsers met hun voertuigen hoorden aankomen, hebben ze zich maar snel uit de voeten gemaakt.

De volgende dag was in het dorp het nieuws van de neergestorte bommenwerper het gesprek van de dag en al spoedig stonden nieuwsgierige inwoners aan de rand van de dijk om het gebeuren te aanschouwen. Ze werden door Duitse militairen op afstand gehouden. Wat de mensen opviel was dat er vrijwel niets meer over was van het vliegtuig en dat er over een groot gebied vliegtuigonderdelen verspreid lagen. Dat was niet zo vreemd. Een Wellington was nog grotendeels gebouwd uit over raamwerken gespannen linnen, in plaats van aluminium. Ruim zeventig jaar later heb ik zelf regelmatig de crashsite bezocht en steeds over een uitgestrekt gebied resten van de betreffende Wellington gevonden. De inwoners zagen in het weiland naast het vliegtuigwrak drie praktisch onbeschadigde lichamen van jonge mannen liggen. Wat verder opviel was een enorm breed en diep gat. Het vliegtuig had tijdens de crash nog bommen aan boord gehad en door de enorme explosie was deze grote krater ontstaan en was de Vickers Wellington in duizenden stukjes uit elkaar gesprongen. De drie resterende bemanningsleden -die niet meer zijn gesprongen- zijn met de bommen mee de lucht in gegaan.

Een Duitser hield de inwoners van Grevenbicht  op afstand terwijl de andere Duitsers rond liepen met hun geweren over hun schouders. Ze liepen over het stuk land waar de wrakstukken lagen en ze stonden af en toe samen een tijdje te praten. Soms stonden ze even stil bij een van de lijken. Een inwoner van Grevenbicht meldde dat hij deze ochtend vanaf de crashsite nog iemand flink heeft horen schreeuwen. Diverse inwoners zagen dat een van de Duitsers met een zijwaartse voetbeweging tegen een van de dode vliegeniers schopte en “verfluchte Tommy” zei. Al snel bestond het vermoeden dat één van de bemanningsleden ’s morgens nog leefde. Zou dat verhaal dan toch niet helemaal zijn verzonnen? Een inwoner wist me te vertellen dat één van de bemanningsleden die met zijn parachute uit het vliegtuig gesprongen was door de Duitsers uit een boom was gehaald. Een andere Duitse militair trok een van de omgekomen piloten de laarzen uit voor “eigen gebruik” en toen vervolgens diverse inwoners tegen hem begonnen te schelden begon de Duitse militair dreigend met zijn geweer te zwaaien. Het leek de inwoners daarom maar beter om te vertrekken. Dezelfde dag zijn de drie omgekomen militairen opgehaald en overgebracht naar Venlo.

Verschillende mensen speurden de plek af waarbij ze het rubber van de banden en de mica raampjes voor eigen gebruik mee naar huis namen. Een inwoner vertelde me dat hij een benzinepomp van één van de motoren meegenomen had maar omdat het onderdeel zo erg naar de brandstof stonk hij dit van zijn moeder weg had moeten doen. Achteraf zijn er ook diverse gevonden onderdelen verwerkt in machines van inwoners van Grevenbicht omdat materialen in de oorlog schaars waren. Helaas zijn hierdoor veel historische onderdelen van de Vickers Wellington X9978 verloren gegaan.

In de week na de crash zijn er tussen de bietenvelden diverse menselijke resten aangetroffen in de buurt van de crash site. De Gemeente heeft toen een houten kist ter beschikking gesteld waarin deze resten verzameld konden worden. Later die week heeft de Gemeente de menselijke resten weer opgehaald.

Van de mica raampjes werden ringen en kruisjes gemaakt voor de inwoners van Grevenbicht.

In 2010 kreeg ik bezoek aan de deur van Jan Savelkoul. Hij had vernomen dat ik bezig was met een onderzoek naar het gebeuren rondom deze vliegtuigcrash. Hij kwam me een foto brengen waarop Jan als kleine jongen stond afgebeeld. Ze waren naar de crashsite geweest in het voorjaar van 1942. Hier hebben ze toen een foto laten maken.

Vele jaren later heb ik van Grensmaas Consortium afbeeldingen gekregen van het explosieven bodemonderzoek dat zij hebben laten uitvoeren in verband met de graafwerkzaamheden die in 2017 zouden gaan plaatsvinden in de Deiler en Koeweide.

Ger Wagemans ontmoette ik in 2010 en hij was ooggetuige geweest van de crash, net als Frits van Beek. Met Ger Wagemans ben ik samen op de locatie geweest waar de ongeluksmachine ongeveer terecht gekomen was. Dit heeft geholpen om rondom de crashsite op zoek te gaan naar mogelijke wrakresten van de bommenwerper.

Bemanning:

Waaruit bestond nu die vijfkoppige bemanning?

Brynmor Samuel Jones

Brynmor Samuel Jones werd geboren in 1916 als zoon van George Jones en Eliza Jones. Hij was het vierde kind van het gezin Jones, dat bestond uit zijn twee oudere broers David en Thomas en zijn oudere zus Betty. Het gezin woonde aan de Saint Catherine Street 43 in Carmarthen (Wales) De familieomstandigheden waren nogal dynamisch. Vader George Jones was engineer bij het energiebedrijf van Carmarthen, die tijdens zijn werk bij een explosie in een verdeelstation van het energiebedrijf om het leven kwam. Brynmor was toen slechts twaalf jaar oud. Door de vroege dood van zijn vader stond moeder Eliza er alleen voor met haar kinderen.

In November 1940 trad Brynmor in dienst bij de RAF als vrijwilliger. In minder dan drie maanden behaald hij zijn “stripes and wing” en sindsdien nam hij deel aan de nachtelijke bombardementen op de vijand als boordschutter van een Vickers Wellington bommenwerper. Uiteindelijk vloog hij mee in de drieendertig missies, waarvan de laatste achtien met de crew van No. 57 Squadron. Nadat hij zijn eenendertigste vlucht gemaakt had nam hij verlof op om naar het thuisfront te gaan (tussen 1 en 10 oktober 1941). Op 13 oktober 1941 vloog hij zijn tweeendertigste missie.

Zijn drieendertigste missie was die naar Keulen toen hun vliegvtuig op weg naar hun doelen uit de lucht werd geschoten waarbij de bemanningsleden stierven in Grevenbicht. Hij had nog slechts twee opdrachten te vliegen voordat hij een aanzienlijke tijd verlof zou krijgen. In het dagelijks leven was Brynmor medewerker van een verzekeringskantoor van de Welsh Board of Health  in het kantoor Carmarthen. Hij was een leerling van de Model School en een oude leerling van de Grammar School, waar hij lid was van het cricket team. Hij speelde graag cricket voor de Country Offices 11 en als bowler werd hij een keer uitgenodigd voor Gardiff Arms Park, waar Bill Hitch, de coach van de Glam-organ hem plaatste vanwege zijn tempo. Brynmor was lid van Congregational kapel aan de Lammas straat te Carmarthen. Sergeant Jones sprak recentelijk voor zijn dood  nog over zijn ervaringen binnen de RAF en na zijn dood is er een artikel verschenen in de Carmarthen Journal  waarin zijn ervaringen opgetekend waren. Hij sprak over het feit  hij een paar keer door het oog van de naald was gekropen. Tijdens één aanval vlogen de kogels letterlijk langs de mouwen van zijn jas. Het was 3 augustus 1941 toen ze op de terugweg  met hun Vickers Wellington X9745, van het bombarderen van de Duitse stad Hannover,  door de vijand opgemerkt werden. Er volgde een aanval door een Duitse jager en deze schoot onder andere beide geschutskoepels kapot. Bovendien werden er diverse gaten in de brandstofleidingen geschoten, maar uiteindelijk hebben ze veilig kunnen landen. Tijdens zijn missies is hij, om maar een paar plaatsen te noemen, boven onder andere Berlijn, Kiel, Bremen, Hamburg en Brest geweest.
Daarnaast had hij aan vele dagbombardementen deelgenomen, waaronder de aanval op de Duitse schepen “Scharnhorst” en “Prinz Eugen”. Tijdens zijn laatste bombardementen op doelen in Italië, vlogen ze op de heen- en op de terugweg over de Alpen naar Genua. De besneeuwde bergen, die glinsterden in de zon, beschreef hij als een prachtig gezicht. Tegen het einde van zijn missies werd hij toegekend aan een crew welke gespecialiseerd was in lange afstandsvluchten. Bij één aanval op Duitsland op 30 september 1941 werd de Vickers Wellington X9874 tijdens de terugweg door de Duitsers ontdekt. Brynmor, die boordschutter was, werd door twee Messerschmits tegelijkertijd aangevallen. Hij heeft zijn hoofd erbij gehouden en flink van zich afgeschoten. Daarbij zag hij twee ontploffingen.Eén vijandelijk vliegtuig stortte neer en de andere gaf het, zwaar beschadigd, op. “Ze gebruikten de verkeerde tacktiek”, was het commentaar van Brynmor. Deze prestatie hebben ze gemeld aan de autoriteiten.

Nabestaande van Brynmor Samuel  Jones

Na jaren onderzoek kwam ik eind 2015 in contact met een journalist van de Carmarthen Journal, Ian Lewis. Ian wilde me helpen met de zoektocht naar nabestaanden van Brynmor. Hij schreef een artikel over de zoektocht in de Carmarthen Journal. Enkele dagen na het verschijnen van de krant kreeg ik een bericht terug van Ian dat een familielid van Brynmor zich had gemeld op de redactie van de Carmarthen Journal.  Het was John Treharne. John was getrouwd met Ann dat het nichtje van Brynmor was. Ann was het enige nog in leven zijnd familielid die Brynmor gekend heeft.  

De zus van Brynmor was Betty Jones. Betty trouwde op jonge leeftijd met ene Evans en samen kregen ze een kindje,  Ann Evans. Nadat Betty op jonge leeftijd overleed werd Ann opgevoed bij haar grootmoeder Eliza Jones. Toen Brynmor in oktober 1941 omkwam tijdens de crash in Grevenbicht, was Ann pas acht jaar oud. Zij woonde een paar jaar samen met haar grootmoeder en oom Brynmor in één huis en kan zich nog genoeg van hem herinneren. Ann was erg geschokt en aangeslagen toen ze in 2016 de Carmarthen Journal las en een artikel tegenkwam met een foto van haar geliefde oom Brynmor.  Het duurde even een paar dagen om de emotie een plaats te geven en uiteindelijk nam ze contact met me op. In 1951 ontmoette Ann haar man John Treharne en niet veel later trouwden ze. De eerste acht jaar van hun huwelijk woonde zij in hetzelfde huis waar Brynmor woonde.  In 1957 stierf de moeder van Brynmor. Ann schreef dat ze het jammer vond dat haar oma niet meer kon horen wat er met haar zoon gebeurd was. Het enige wat ze wisten was dat Brynmor was omgekomen tijdens een nachtbombardement van een doel in Duitsland. Ann kan zich nog goed herinneren hoe traumatisch het was toen de moeder van Brynmor een telegram ontving waarin eerst stond dat Brynmor vermist was en later het telegram met de mededeling dat hij dood was. De shock was groot voor zijn moeder zeker omdat Brynmor zijn moeder had gerustgesteld door te zeggen dat ze zich geen zorgen hoefde te maken omdat hij maar een kantoorbaan had bij de RAF.  Ann wist me te vertellen dat haar oma nooit over het verlies van haar jongste zoon Brynmor was heengekomen.

Toen de moeder van Brynmor stierf in 1957 heeft de oudste zoon, David, alle papieren en foto’s van Brynmor meegenomen naar zijn woonplaats Ashton. Toen David in 1998 stierf zijn helaas alle papieren verdwenen.

 In 1965 bezochten Ann en John voor het eerst het graf van Brynmor op het Jonkerbos War Cemetery in Nijmegen. Na vierentwintig jaar vonden John en Ann het de hoogste tijd om in 2011 het graf voor een tweede keer te bezoeken en plannen te maken voor een vakantie naar  het vasteland van Europa. John maakte van iedere bezoek foto’s van Ann aan het graf van haar oom en van het War Cemetery Jonkerbos. 

John en Ann hebben kregen één dochter, Mary, die geboren werd in 1955. Mary trouwde met Nick Small en zij kregen drie zonen. Tijdens ons contact werd hun dochter Mary ziek en uiteindelijk is hun dochter in 2016 overleden.

De oudste broer van Brynmor, David, trouwde met Marian en ze kregen een dochter, Glenys. Toen Glenys in de veertig was overleed ze en in 1998 stierf David. Marian is toen naar een verpleegtehuis gegaan.

Zijn andere broer, Thomas, trouwde met Lucie en zij kregen twee kinderen, Keith (1940) en Barbara (1954). Lucie en Keith stierven binnen enkele maanden van elkaar in 1997. Sindsdien hebben ze niets meer vernomen van Barbara.

Brynmor was airgunner en bediende aan boord van de Vickers Wellington X9978 twee browning mitrailleurs  met kaliber 7,7 milimeter patronen. Tijdens het onderzoek op de crahsite in Grevenbicht zijn diverse patronen van het vliegtuig gevonden. Deze zijn geproduceerd door Royal Laboratory in (Woolwich Arsenal) productiejaar variërend van 1938 t/m 1941.

Neville John Lewery:

Hij werd geboren op 4 juni 1918 in Killburn, Engeland.  Zoon van Leonard John Lewery en Gladis Lewery (Barnes). Zijn vader is gestorven in 1928 toen hij pas tien jaar oud was. Neville groeide op in het plaatsje Woodmancote.

Hij had een oudere zus, Gladis Vera Lewery (1915). Zij trouwde met Leslie Edmunt Ironside.

Zijn jongere zussen waren Beaune Lewery en Nancy Marion Lewery (1920). Nancy trouwde op 3 december 1939 met Davis Jewell en stierf in 1975. Ze kregen twee kinderen: Peregrine John Beverly Jewell en Turner Jewell. Sgt pilot Neville John Lewery ligt begraven in Jonkerbos War Cemetery. Op zijn grafsteen liet de familie de volgende tekst plaatsen:  “Never to be forgotten”

Neville verhuisde later naar Cheltenham. Daar ging hij naar het Cheltenham Technical College waar hij een opleiding aan de enginering afdeling volgde. In september 1934 behaalde Neville zijn diploma in het aanleggen van gasinstallaties. Hij was toen zestien jaar oud. In de krant Cheltenham Chronicle van 22 september 1934 verscheen hierover  een artikel. Neville was iemand die van sport hield en zijn hobby was zwemmen. In het onderzoek naar meer informatie over Neville stuitte ik op een krantenartikel uit de Glouchestershire Echo van 30 september 1935. Daarin stond beschreven dat Neville geslaagd was voor zijn examen reddend zwemmen. Het examen werd gehouden in het Montpellier Spa zwembad door de Royal Life Saving Society. Neville behaalde een bronzen medaille en twee certificaten, te weten de elementaire en de intermediare. Neville was toen zeventien jaar oud. In december van datzelfde jaar werd er op Kerstochtend een duik georganiseerd in het buitenbad voor zwemmers die dat aandurfden. Dat vond plaats In het Alstone buitenzwembad. De zwemmers die deelnamen aan de duik vonden de weersomstandigheden meevallen gelet op de koude dagen van daarvoor.

De Kerstduik van 1935 was de laatste omdat het zwembad ging sluiten. Neville nam ook deel aan de koude duik waarna iedereen in de Alstone Spa een warme kop chocolademelk kreeg. In totaal hadden tien zwemmers deelgenomen aan de duik. De volgende dag, “Boxing Day” zoals dat heette in Engeland, was het dikke ijs van het zwembad verdwenen.

In juni 1939 werd de jaarlijkse atletiek sportdag gehouden op het Sunningend sportveld van het Cheltenham Technical College. Neville werd in een krantenartikel  genoemd als zijnde de raadgever van het cup comité.     

Op 21 maart 1939, toen Neville twintig jaar oud was, stierf zijn moeder na een lang ziekbed. Ze woonden toen met hun gezin in Cheltenham op de Alstone Lane nummer 2. Zijn moeder was geboren op 1 januari 1889 en werd slechts vijftig jaar oud. 

Toen Neville in juli 1939 eenentwintig jaar oud was, deed hij examen voor het certificaat voor gas enginering waarvoor hij slaagde. Nadat Neville zijn opleiding afgerond had ging hij aan de slag als medewerker van de Cheltenham Gas Company.

In september 1939 -Engeland heeft Duitsland na de inval in Polen de oorlog verklaard- eiste de Engelse overheid dat goed getrainde studenten voor de overheid an de slag zouden gaan. De raad voor onderwijs benaderde hiervoor ook het Cheltenham Technical College om studenten te gaan trainen die wilden gaan werken bij een van de verschillende militaire divisies. Ook wilde de overheid werknemers, die werkzaam waren binnen de industrie, gaan trainen voor de oorlog.

Neville werd verzocht om zich aan te melden waarna hij werd ingedeeld bij de opleiding tot technisch tekenaar.

Wat er na september 1939 precies gebeurde met Neville is niet duidelijk. Anderhalf jaar later bleek hij vrijwilliger te zijn bij de RAF en was hij benoemd tot Sgt-Piloot. Op donderdag 27 februari 1941 was het een grote dag voor Neville en zijn vriendin Grace. Deze dag waren veel vrienden aanwezig in de Holy Apostle kerk in Cheltenham. Serg.-piloot Neville John Lewery and Grace Marjorie Moulder gaven die dag elkaar het ja-woord.

Grace Marjorie was de dochter van het echtpaar Moulder dat op de Hales Road 135 woonde. Neville was aanwezig zonder zijn ouders want die waren immers al overleden. De huwelijksplechtigheid werd geleid door R.J Northcott.

De bruid werd weggegeven door haar vader. Ze droeg een witte zijden jurk met een geborduurde sluier. Haar bruidsboeket bestond uit witte anjers en varens. Het bruidsmeisje, Billie Ashforth, was gekleed in een blauw zilveren jurk en ze droeg een boeket van kleurige bloemen. De getuige van het bruidspaar was Serg.-piloot H. Skett. Na de ceremonie werd er een receptie gehouden in het huis van de ouders van de bruid. Voor de huwelijksreis trok de bruid een fuchsiakleurige jurk met bruine accessoires aan.

Neville werd na zijn opleiding  ingedeeld bij het 57ste squadron van de RAF in Feltwell.  Hij vervult op alle missies de taak van “second pilot” en hij vloog in totaal negenentwintig bombardementsvluchten. Vanaf 3 juli 1941 vinden we zijn naam voor het eerst terug in het Operations Record Book en op deze dag was hij second pilot op een Vickers Wellington. Zijn vlucht was samen met Sgt. Jennings, Sgt. Christie en Sgt. Jones. Met hun vieren zouden ze nog aan vele  nachtelijke bombardementen deelnemen. Niemand kon toen vermoeden dat ze op 15 oktober 1941 ook gezamenlijk hun dood zouden vinden bij de crash in Grevenbicht. Na de eerste vlucht op 3 juli 1941 naar Bremen zouden nog achtien missies volgen. Die zijn allemaal terug te vinden in het Operations Record Book van het 57ste squadron.

Neville was ook second pilot op de twee vluchten die beschreven zijn in het gedeelte over de persoon Brynmor Jones, waarbij hun bommenwerper onder vuur kwam te liggen van nachtjagers en ze door het oog van de naald kropen. In juli 1941 vloog hij zes missies, in augustus 1941 vijf stuks, in september weer zes missies en in oktober ging hij twee keer op bombardementsvlucht waarvan de laatste fataal afliep. Hij was toen bijna zeven maanden getrouwd met zijn Grace.

Op 17 oktober 1941 verscheen in de Glouchester Echo een artikel waarin vermeld werd dat Grace een bericht had ontvangen dat haar man Neville na een vermoedelijke nachtvlucht over West-Duitsland vermist werd.

Op 6 november 1941 meldde dezelfde krant dat Neville gesneuveld was tijdens zijn vlucht over Duitsland. De hoop voor Grace en haar familie op een veilige terugkeer van Neville was door deze officiële informatie vervlogen. Grace ontving een brief waarin vermeld stond dat Neville samen met de vijf andere crewmembers op 15 oktober 1941 hun leven hadden verloren. Deze informatie kwam van het Internationale Rode Kruis, die op hun beurt waren geïnformeerd door een officiële Duitse instantie. In de brief werden geen verdere details bekend gemaakt.

Na de dood van Neville hertrouwde  Grace Lewery op 27 oktober 1944 met Bernard Hugh Charles Malvern

Ernest Tastard Christie

Ernest Tastard Christie is geboren op 11 april 1921. Zijn vader was Frederick Christie en zijn moeder Christina Christie.  Ze woonden in Aberdeen Schotland aan de Spital nr. 26. Hij had een broer, Frederick William Christie. Het servicenummer van Ernest was 1100680. Op de dag dat hij zijn dood vond in Grevenbicht was hij slechts twintig jaar oud en daarmee de jongste aan boord van de Wellington. Aan boord van de bommenwerper had hij de functie van wireless operator.

In 2016 kwam ik in contact met de familie van Ernest. Ken McLeod uit Engeland nam contact met me op. Ken was zijn familiegeschiedenis in kaart aan het brengen en hij heeft me geholpen met het onderzoek.

Ernest’s moeder Christina was geboren in 1885 in Aberdeen Schotland als Christina Cannon Booth. Ernest vader Frederique William Christie was ook in 1885 in Schotland geboren en stierf in 1943. De tweede naam van Ernest was Tastard omdat hij bij zijn geboorte vernoemd werd naar zijn grootmoeder Margaret Tastard. Ernest werd door de familie en vrienden “Ernie” genoemd. Tijdens de oorlog had hij een vriendin die Chrissie Wood heette.  In 1941 had Ernest nog verlof gekregen waardoor hij zijn ouders thuis kon bezoeken. Tijdens zijn laatste dag thuis kwamen er nog familieleden langs om hem succes te wensen met de komende tijd. Op die laatste verlofdag waren zijn ouders aanwezig, zijn zus Annie en de neefjes van Ernest. Dit waren Frederick, Sheila en Alexander, kinderen van Annie die getrouwd was met Dhr. Mcleod. Frederick kan zich die dag nog levendig herinneren; het zou namelijk de laatste keer zijn dat ze Ernest nog zouden zien. Ernest wilde zijn afscheid van de familie niet bij het station nemen maar wilde dit liever thuis bij zijn ouders doen. Het schijnt dat hij had geregeld dat zijn vriendin Chrissy Wood hem wel vanaf het station kwam uitzwaaien. Frederick herinnerde zich nog dat  Ernest bij de kachel zat te slapen in zijn RAF-uniform toen ze binnen kwamen. De moeder van Ernest maakte een gebaar dat ze stil moesten zijn en sloop naar Ernest toe. Toen ze naast hem stond hield ze geurzout onder zijn neus. Ernest sprong op en werd wakker en begon te schelden en zei tegen zijn moeder “ Oh mother for God’s sake”  en iedereen bulderde van het lachen. Kort daarna nam iedereen afscheid van Ernest en vertrok hij te voet naar het station voor wat zijn laatste keer zou zijn. Daarna hebben ze hem nooit meer gezien.

De eerste geregistreerde missie waaraan Ernest deel nam was die van 3 juli 1941 op Essen.

Daarna volgden nog zestien geregistreerde vluchten van Ernest. Op 15 oktober 1941 nam hij deel aan zijn zeventiende missie.

Na zijn dood is zijn moeder Christina in London op bezoek geweest in Buckingham Palace om de medaille die Ernest had verdiend tijdens de Tweede Wereld oorlog in ontvangst te mogen nemen. Het was de standaard medaille voor iedereen die tijdens de oorlog voor de RAF vloog.

Ken’s oom Frederick McLeod die nog in Aberdeen woont had nog een originele foto van Ernest welke gemaakt was tijdens zijn opleiding binnen de RAF. Ernest had deze foto destijds aan de grootmoeder van Ken gegeven en had erop geschreven “With best Wishes Ernie”. Na zijn dood verscheen een artikel over Ernest in de Aberdeen Weekly Journal  van 27 november 1941

David Walter Jennings

David  is geboren op 21 maart 1919 in Dartford, Kent. Zijn vader was Samuel David Jennings en zijn moeder Charlotte Jane Gane.  Het gezin  woonde in Hall Green, Birmingham.  

Davis komt in de boeken van het 57ste squadron een aantal keren voor. Zijn eerste geregistreerde missie was op ook op 3 juli 1941, net als pilot Lewery, Sgt. Jones en Sgt. Christie. Hij nam deel aan minimaal negentien geregistreerde oorlogsvluchten en die waren allemaal met bovengenoemde drie crewleden.

Hij vervulde de rol van observant aan boord van de Vickers Wellington X9978. Zijn servicenummer was 748740. Hij is tweeentwintig jaar oud geworden.

David zat op de Hall Green School in Birmingham en na zijn dood was er een gedenkplaat gemaakt voor de oud studenten van de Hall Green School. De jongens werden daarop herinnerd als “Old Dolphins”. David was één van de oud studenten die op deze gedenkplaat vermeld werd.

Op zijn grafsteen heeft de familie de volgende tekst geplaatst: For our tomorrow, you gave your to-day. 

Deze tekst hebben we ook vermeld op het monument in Grevenbicht over de vliegtuigcrash.

David Walter Jennings had zich aangemeld bij de R.A.F. Hij was enig kind. Hij woonde met zijn ouders aan de Russell Road nummer 102 in Hall Green. Deze informatie valt te lezen in een krantenartikel uit de Birmingham Mail van 8 november 1941.

Meer informatie hebben we niet meer van hem kunnen achterhalen

George William Turner Jackson

George werd geboren op 22 januari 1913 in het Lying Inn Ziekenhuis in Londen.  Zijn vader was William Turner Jackson en zijn moeder Jessie Emily Thomas. De vader van George was van beroep handelsreiziger. Ze woonden in Islington aan de Liverpoolroad nummer 69.

George was de wireless operator tijdens de fatale vlucht in Grevenbicht. Zijn servicenummer was 1253256. Hij is negenentwintig jaar geworden en was daarmee het oudste bemanningslid.  Op zijn grafsteen heeft de familie gekozen voor onderstaande tekst:

“Dust unto Dust, and under Dust to lie,

Sans Wine, sans Song, sans Singer, and—sans End!”

Dit is een tekst van een Perzische schrijver Omar Kayyám.

17 september 1941 eerste missie naar Karlsruhe

George komt in de boeken van  het 57ste squadron voor het eerst voor op de missie van 13 oktober 1941. De volgende missie kwam hij echter al om tijdens de crash in Grevenbicht. Hij was getrouwd met Gladys Morrison Jackson en woonde in Hornsey, een wijk in Londen. Op 18 juni 1940 meldde George zich aan bij het nummer 1 Recruitment Centre in Uxbridge (een stadje ten westen van London) als Aircraft man Second Class. Op 19 juni 1940 werd hij bij de Reserve Unit geplaatst. Op 4 september 1940 ging George naar het nummer 10 Signals Recruit Centre in Blackpool England. Hier werd hij opgeleid in het seinen met morse-codes. Bovendien werd hij getraind om als wireless operator op de grond te functioneren.

Op 5 december 1940 vertrok George naar 3 Wing 2 Signal School

28 feb 1941 stond hij gestationeerd bij Catterick

26 april 1941 7B&GSH Gunnery School

27 april 1941 gepromoveerd tot Leadings Aircraf MAN LAC

31 Mei 1941 startte  Jackson bij het No 23 OTU (Operational Training Unit)

3 augustus werd Jackson overgeplaatst naar het 57ste squadron

Eerste missie op 17 september 1941

Meer informatie hebben we niet meer van hem kunnen achterhalen

Keith John Miller

Keith John Miller werd op 26 april 1918 geboren als zoon van Valentine Lee Miller en Elsie Jane Pinkstone in het plaatsje Moree in NSW (New South Wales) Australië.  Hij was een jongeman met donker haar, gebruinde huid en bruine ogen. Hij was 1,72 meter lang en woog 68 Kg. Keith John Miller groeide op als een echte allround sportman. Hij bezocht de Lismore High School en raakte bevriend met Christy Balzer, eveneens een goede sportman. Keith John Miller was aanvoerder van het “Lismore Old Students” cricket-team en speelde tijdens de wintermaanden rugby. Toen na een tijdje rugby niet meer zo populair was, besloot Keith om zich te richten op basketball. Dat bleek hij ook niet onverdienstelijk te doen en hij vervulde een prominente rol in de ontwikkeling van basketbal aan de Noord kust van Australië. In 1939 speelde hij met het district team van de Noord kust (North Coast Baseball Association) mee op het Country Week Baseball Carnival in Sidney. Ze werden kampioen op de honderd yards en zelfs derde in het algemeen klassement van de staat waarin ze woonden. Keith John Miller stond inmiddels bekend in de weide omtrek van Lismore door zijn sportieve prestaties. Tijdens zijn militaire dienstplicht diende hij bij het 41ste bataljon in NSW dat het hoofdkwartier had in Lismore.  Nadat zijn dienstplicht erop zat, ging hij aan de slag als bediende en administrateur bij het bedrijf E.J. Eggins Pty.Ltd, een bedrijf dat gespecialiseerd was in het leveren van goederen aan boeren. In maart 1940 werd hij opgeroepen door het leger. In die tijd was het een normale zaak dat de beste sportmannen van de regio geselecteerd werden om piloot te worden bij de luchtmacht. Ook zijn beste vriend Christy Balzer, werd  geselecteerd als piloot. Beide vrienden die samen op school zaten en samen vele sporten beoefenden gingen naar de luchtmacht. Keith John Miller schreef zich op 10 April 1940 in bij de RAAF.  Beide vrienden moesten daarna nog een tijdje wachten voordat ze opgeroepen werden. In de zomer was het zover. In Augustus 1940 werd er voor Keith een afscheid bij het bedrijf E.J. Eggings Pty.Ltd geregeld en zijn werkgever, Dhr. Eggin, deed hem een gift als dank voor de inzet en betrokkenheid die hij had getoond in de jaren dat hij bij het bedrijf  werkzaam was geweest. Dhr. Eggin benadrukte dat hij hoopte dat Keith John Miller veilig zou terugkeren naar Lismore. Niemand kon toen vermoeden dat al veertien maanden later Keith John Miller zou sterven tijdens de crash met de Vickers Wellington X9978 in Grevenbicht.

Miller kreeg als service nummer van de RAAF 404348. Op 16 augustus 1940 was de grote dag voor Keith. Op die datum vertrok  Keith Miller (samen met Balzer) naar Bradfield Park Initial Training School. Voordat ze met de trein vertrokken was er in Brisbane een RAAF mars door de straten georganiseerd voor alle militairen die deel gingen nemen aan de Tweede Wereldoorlog. Samen met honderdentachtig andere rekruten marcheerde Keith door de straten van Brisbane en langs de kant stonden duizenden mensen hen uit te zwaaien. De RAAF- mars eindigde bij het inter-state trein station waar ze vervolgens op de trein naar Bradfield Park vertrokken. In Bradfield Park startte Keith met de opleiding in de rang van AC2 (AirCraftman 2nd class). Op 12 oktober werd hij benoemd tot LAC (Leading AirCraftman). Na het behalen van zijn LAC-rang kreeg Keith John Miller verlof van 12 t/m 16 oktober. Op 17 oktober startte hij een verdere opleiding op de Narromin Training School. Daar zou hij verblijven tot 27 december 1940. Op 24 en 25 september 1940 nam hij nog twee dagen verlof op. Nadat hun opleiding in Australië was afgerond reisden beide vrienden Miller en Balzer naar Canada om daar verder getraind te worden op het vliegen met een bommenwerper.

28 december 1940 is een hele bijzondere dag voor de familie Miller. Het geeft goed weer welke moeilijke keuzes in die tijd genomen moesten worden. Keith vertrok met de boot vanuit Sydney naar Canada op de dag dat zijn broer, Brian Lee Miller, in het huwelijksbootje stapte in Lismore. De moeder van Keith en Brian was verscheurd dat ze een keuze moest maken. Ging zij haar jongste zoon Keith uitzwaaien die naar Canada vertrok om deel te gaan nemen aan de oorlog of moest ze kiezen voor de bruiloft van haar oudste zoon Brian? Aangezien de afstand tussen Lismore en Sydney zevenhonderdenveertig kilometer bedroeg  heeft ze uiteindelijk gekozen om naar de bruiloft te gaan.

Van de nabestaanden van Keith heb ik in 2016  vernomen dat de moeder van Keith erg boos op zichzelf was toen bleek dat Keith in de oorlog sneuvelde en dat ze haar zoon destijds niet had uitgezwaaid. Het zou immers ook de laatste keer zijn geweest dat ze hem had kunnen zien.

De boot  vertrok in Sydney en na een reis van zesentwintig dagen kwam hij op 23 januari 1941 aan in Canada.  Keith John Miller werd ingedeeld in de 19de klas van het 4de  Service Flying Training School in Saskatoon. De opleiding startte op 23 januari 1941 en duurde tot 16 mei 1941. Tijdens deze opleiding ging het voor een vriend van Keith John Miller vreselijk mis. Op 8 april 1941 stortte een vliegtuig tijdens de training neer en daarbij kwamen twee piloten in opleiding om het leven. Allen M Randell, die ook geboren was  in Lismore is er één van.  Allen had samen met Keith in mei 1940 meegelopen in de RAAF mars in Brisbane. Op zaterdag 24 april vond de begrafenisceremonie plaatst in Saskatoon. Keith en Balzer droegen samen met anderen de twee kisten van de omgekomen jonge piloten.

Op 18 mei 1941 behaalde Keith John Miller zijn “Wing”in Canada in een Moth Cessna vliegtuig en werd benoemd tot P/O (piloot officier).

Op 8 juni 1941 vertrok Miller naar Engeland om zich aan te sluiten bij de RAF. Tijdens deze 10 dagen durende overtocht schreef hij een brief naar het thuisfront. Hij liet daarin weten dat iedereen een fijne tijd had en dat ze ongestoord, ondanks de aanwezigheid van af en toe een Duitse duikboot, naar Engeland konden varen. Aan boord van het schip was een replica van de “Ashes”, een beker die symbool stond voor een cricket-wedstrijd tussen Australië en Engeland. De Australische piloten streden tegen de Engelse  bemanningsleden van de boot. Er werd een bal van stro gemaakt en op het dek werden netten gespannen zodat de bal niet overboord kon gaan. Er werden diverse wedstrijden gespeeld. De Australiërs wonnen en namen de prijs inclusief het bier wat erbij hoorde in ontvangst. Keith schreef verder aan het thuisfront dat een “grappige gebeurtenis” ervoor zorgde dat de wedstrijd tien minuten stil gelegd werd. Er kwam namelijk een Duitse onderzeeër in de buurt van hun schip.  Op 28 juni 1941 stapte hij van boord in Engeland. Hij schreef het thuisfront dat hij constateerde dat in Londen de vrouwen de banen van de mannen hadden overgenomen, zoals o.a. taxichauffeur en bus- en tramconducteurs. Verder schreef hij dat er in de avonden af en toe een vijandelijk vliegtuig kwam overvliegen, maar niemand keek ervan op, dus waarom zouden ze zich zorgen moeten maken! Bij een bezoek aan Londen zag hij dat er links en rechts bombardementen waren geweest maar Hitler had niet echt indruk op de stad gemaakt. Hij schreef dat het voor hem opwindend was om door Londen te struinen en om plaatsen te bezoeken waarvan hij tot op heden alleen maar gehoord en gelezen had, zoals Piccadilly Circus, Trafalgar Square, Charing Cross, Old Bond Street, Hyde Park. Fleet Street Etc. Tijdens een namiddag in London informeerde  Keith en Rod Harper (zijn co-piloot) in het Savoy Hotel naar de aanwezigheid van Australiërs. Een medewerker van het hotel nam hen mee naar de kamer van Eric Baume, een gerespecteerde journalist van de “Daily Mirrow” die geboren was in Nieuw Zeeland. In de hotelkamer van Eric Baume bevond zich een twaalftal Australiërs, allemaal journalisten van diverse Australische kranten. Toen ze de hotelkamer betraden was iedereen feest aan het vieren en de twee jongemannen werden met open armen ontvangen. Na het feest namen de Australische journalisten hen mee naar Fleet Street en gaven daar een rondleiding. Ze vervolgden gezamenlijk hun weg naar de “Press Club” en dronken enkele biertjes. Daarna bezochten ze nog de bekende Old Codgers Disco in London die vol zat met Australiërs. Later nam Eric Baume Keith en Rod mee uit eten en na die maaltijd bezochten zij het Savoy Hotel waar Eric verbleef. Daar ontmoetten ze diverse Amerikaanse journalisten, waaronder de bekende Quentin Reynolds.

Miller kwam terecht bij No. 3 P.R.C. (Personnel Reception Centre) in Bournemouth een centrum waar hij kon wennen aan het land, waar de laatste voorbereidingen werden getroffen en waar les gegeven werd door ervaren vliegtuigcrews.

Op 3 juli 1941 werd Miller overgeplaatst naar N0. 23 O.T.U (Operation Training Unit) in Pershore.

In Augustus werd hij weer herenigd met zijn beste vriend Balzer. Balzer vloog met een andere crew bestaande uit Engelsen en Canadezen. Op 3 september 1941 werd Miller overgeplaatst naar het 57e Squadron van de RAF.  Miller schreef tijdens zijn verblijf niet veel aan zijn ouders over het werk. Hij schreef voornamelijk hoe iedereen zichzelf bezighield en dat men meer betrokken was met de activiteiten die “off duty” plaatvonden dan met hun eigenlijke werk.

Keith John Miller vloog in september 1941 drie missies met zijn crew. Op 26 september, 28 september en 30 september kwamen zij in actie. Na deze drie nachtbombardementen nam hij verlof van 6 oktober tot 11 oktober 1941. Dit zou zijn laatste verlof worden. Op 13 oktober bombardeerden ze nog Dusseldorf. Twee dagen later, op 15 oktober werden ze op weg naar Keulen uit de lucht geschoten en vond hij de dood in Grevenbicht.

Nabestaanden Keith John Miller

Zijn broer Brian Lee Miller trouwde met Jessie Isobel Bullough. Ze kregen tijdens hun huwelijk vier kinderen.

  1. Geoffrey Lee Miller, geboren in 1942 in Grafton. Gestorven op 10-10-2014 in Bellingen en gecremeerd op 20-10-2014 in Hogbin Drive crematorium. In 1964 was hij getrouwd met Helen Joyce Elliot. Tussen 1968 en 1977 woonden zij in het Canberra district. Rond 1977 zijn ze gescheiden. Op de verkiezingslijst van 1980 staat dat Geoffrey alleenstaand was en in Canberra woonde. Helen stierf op 2 maart 1997. Samen met Helen had Geoffrey drie kinderen: Astrid, Benjamin en Andrew. In 1983 hertouwde Geoffrey met Cynthia Mary.
  2. Graham Keith Miller, geboren op 17 oktober 1943 in Grafton. Graham trouwde met Carolyn May Turnbull op 14 augustus 1965. Graham was leraar en heeft wat rond gezworven. In 1968 woonde hij in Ashfield, in 1972 in Canberra, 1977 in Leeton en in 1980 in Piont Clare. Uiteindelijk zijn Graham en Carolyn gescheiden en is Carolyn hertrouwd met ene Steffensen. Samen hebben Graham en Carolyn een dochter gekregen die Amanda heet. Amanda is getrouwd met Scott Williams in 1992.
  3. Pamela Isabel Miller, geboren op 6 oktober 1950 in Coffs Harbour. Pamela is getrouwd met Robin William Almond in 1965 in Sydney. Op de verkiezingslijst van 1980 staat dat ze toen woonde in Collaroy Plateau in de Kendal Crescent nummer 27. Het is niet bekend of ze kinderen hebben gekregen.
  4. Shireen Frances Miller, geboren op 13 december 1951 in Coffs Harbour. 

In juli 2016 kwam ik in contact met Leah White, journalist van de Northern Star. Dat is het dagblad van de stad Lismore, New South Wales. Lismore is de stad waar piloot Keith John Miller is opgegroeid in de jaren 30. Na wat informatie uitwisselen was Leah White geïnteresseerd in mijn verhaal en wilde graag helpen met zoeken naar de nog mogelijk in leven zijnde familieleden van Keith Miller. Ze besloot dat het de beste optie was om een artikel in de Northern Star plaatsen. Zo kwam er een stuk te staan in die krant van 26 juli 2016. Het gewenste resultaat bleef echter uit en er kwamen geen reacties uit Lismore.  Het spoor liep dood.

De hoop om in contact te komen met de familie bleef bestaan en ik besloot om verdere mogelijkheden te onderzoeken. Daarbij kwam ik een krantenartikel tegen in de Daily Examiner van 24 juni 1948. Dat was een krant uit de stad Grafton. In het artikel stond beschreven dat Brian, de broer van piloot Keith John Miller, verhuisde naar Grafton.

Dit detail bracht me naar het stadje Coff’s Harbour waar ik ging onderzoeken of er nog familie van Miller in leven was. Ik besloot om contact te zoeken met  “The Coffs Coast Advocate”, een plaatselijke krant in Coff’s Harbour. Op 14 september 2016 verscheen daarin een artikel en nu was het hopen op een goed bericht uit Australië.

Op 21 september 2016 kwam het eerste goede bericht uit Australië. Shireen Miller, dochter van Brain Lee Miller en nichtje van piloot Keith Miller, stuurde me onderstaande mail.

 

 “Hi Bas

A friend of mine has just told me that you placed a notice in our local paper last week regarding seeking members of Keith's family. I am Shireen (65 years old), Brian's (Keith's brother) youngest daughter & I live in Coffs Harbour. My brother Graham (72 years old) also lives here as does our mother Jessie (95 years old). 

Het eerste contact was daarmee gelegd en er volgde heel veel correspondentie en zelfs bezoeken aan Grevenbicht.

Als een bommenwerper van de RAF niet terug kwam van een missie dan voorspelde dat niet veel goeds. Maar dat wilde niet altijd zeggen dat de crew niet meer in leven was.  Het kon zijn dat een bommenwerper een succesvolle noodlanding gemaakt had en dat de bemanning veilig aan de grond gekomen was.  Het was voor de autoriteiten niet duidelijk wat er precies gebeurd was met Vickers Wellington X9978 die op weg  naar Keulen verdween. Standaard werden dan de familieleden van de betrokken militairen ingelicht over hun vermissing. Dat ging in deze tijd altijd met een telegram.  Dankzij de familie van Keith John Miller en zijn dossier hebben we een inkijk gekregen in de correspondentie die plaatsvond tussen de familie en de autoriteiten. Het is opvallend dat er eigenlijk maar heel weinig informatie beschikbaar was voor de achtergebleven familieleden en dat na meer dan zeventig jaar de nabestaanden nog steeds niet goed wisten wat er zich allemaal had afgespeeld. Alle familieleden die ik gesproken heb over de omgekomen militairen in Grevenbicht vinden het erg dat zij met zoveel vragen zijn blijven zitten en dat de ouders van deze militairen deze vragen mee in hun graf hebben moeten nemen. Meer dan eens kreeg ik te horen: “Als ze dit nog eens hadden mogen weten”.  In dit deel neem ik jullie mee in de correspondentie met de familie van de omgekomen piloot Miller.

Nadat de Vickers Wellington X9978 in de nacht van 15 op 16 oktober 1941 niet terug keerde van de vlucht op Keulen werd de bommenwerper en de bemanning als vermist opgegeven.  De squadron leader van het No. 57 squadron heeft nog gesproken met andere bemanningsleden die ook betrokken waren bij de nachtvlucht op Keulen. Die hadden allemaal niets gezien/gehoord. Ook de bemanning zelf van de X9978 had geen contact meer gehad met de thuisbasis nadat hun toestel opgestegen was. Op 17 oktober 1941 stuurde de squadronleader van het No.57 squadron een bericht naar het Air Ministerie waarin hij de vermissing van de bommenwerper en de zes bemanningsleden meldde.  Een dag later, op 18 oktober 1941, verzond het Air Ministerie het volgende telegram naar Brian Lee Miller, de broer van de omgekomen piloot:

“Regret to inform you that your brother Pilot Officer Keith John Miller is reported missing as result of an air operation on 15 Oct ’41. Any further information received will be immediately send to you”

Op 27 oktober 1941 ontving de familie een brief van het Air Ministerie, waarin verwezen werd naar het telegram van 18 oktober.  Aanvullend op dat telegram werd geschreven dat ze nieuwe informatie hadden ontvangen dat Keith John Miller een bemanninglid van een Vickers Wellington bommenwerper was en dat de Wellington niet terug gekeerd was van een operationele vlucht. De brief beschreef verder dat Keith vermist was maar dat dit niet wilde zeggen dat hij gewond of dood was. In deze situaties waren bemanningsleden altijd vermist totdat er van het Internationale Rode Kruis een ander bericht binnenkwam. Iedere nieuwe informatie zou zo snel mogelijk met de familie gedeeld worden.  Als laatste werd in de brief gevraagd om, indien de familie op de een of andere manier informatie kreeg over hun vermiste Keith, dit dan te willen melden aan het Air Ministerie.

Op 2 november ontving het Air Ministerie een bericht van het Internationale Rode Kruis dat ze nieuwe informatie hadden ontvangen over Keith.

Op 8 november stuurde het Air Ministerie vervolgens een brief naar de familie Miller. Hierin wordt geschreven dat ze van het Internationale Rode Kruis op 2 november een telegram hadden ontvangen waarin te lezen viel dat Keith die eerst vermist was gemeld, nu geregistreerd stond als iemand die vermoedelijk zijn leven had verloren tijdens een nachtvlucht. In de brief stond verder dat het Air Ministerie sterk het vermoeden had dat deze informatie juist was omdat deze bron als zeer betrouwbaar kon worden beschouwd. Ondanks dat er nog geen definitieve bevestiging van de dood van Keith was gekomen betreurden ze het om dit de familie mede te moeten delen. Ook speet het hun dat ze nog geen duidelijkheid konden geven in deze onzekere tijd. Zodra er definitief bewijs zou komen omtrent de dood van Keith zou dit meteen aan de familie worden medegedeeld.

Na aanleiding van deze brief verzond Brian Lee Miller een brief naar het Air Ministerie waarin hij hen bedankte voor hun berichtgeving. Hij vroeg in de brief of ze, indien er nieuwe details over de dood van zijn broer Keith bekend zouden worden, ze dit met hem wilden delen. Zaken zoals de omstandigheden waaronder zijn broer was overleden en ook hoe het Air Ministerie aan de gegevens kwam. Dat was voor hem erg belangrijk, zeker ook omdat hij alle nieuws met zijn ouders moest delen die toen zwaar rouwden om het verlies van hun jongste zoon.

Op 10 november 1941 vond er in Lismore (Australië) een belangrijk cricket wedstrijd plaats en op deze dag werd een minuut stilte gehouden voor Keith die zelf ook cricket speelde.

Op 17 november 1941 kreeg de familie Miller een nieuwe brief van het Air Ministerie. Daarin stond dat ze een bericht ontvangen hadden van het Internationale Rode Kruis waarin gerelateerd was dat Keith zijn leven had verloren op 15 oktober 1941. Het bericht was gebaseerd op informatie dat het Internationale Rode Kruis wederom had ontvangen van officiële Duitse autoriteiten. Ondanks dat er niet getwijfeld werd aan de nauwkeurigheid van dit rapport, zou het Air Ministerie blijven wachten op nauwkeurige data en andere bijzonderheden die één en ander konden bevestigen voordat Keith definitief dood verklaard zou worden. Ondertussen zou Keith de status blijven houden van “missing but believed to have lost his life“.

Op 19 november 1941 publiceerde de Northern star een artikel waarin de ouders van Keith aan het woord kwamen. Ondanks het feit dat hij vermist was en te boek stond als mogelijk gesneuveld tijdens een operationele vlucht, waren de ouders van Keith ervan overtuigd dat hij een weer keer ergens zou opduiken. Sinds Keith gearriveerd was in Engeland schreef hij brieven naar het thuisfront en in een van deze brieven omschreef hij de grootte van de Vickers Wellington bommenwerper waarmee hij vloog. Keith schreef zijn ouders dat de Wellington zo groot was dat hij makkelijk onder één vleugel  een Canadees Cessna vliegtuig kon parkeren. Met zo’n machine had Keith zijn vliegbrevet behaald in Canada. In september had hij zijn eerste bombardementsvlucht naar Duitsland gemaakt en tussen zijn eerste vlucht en de vlucht op 15 oktober moet hij er verschillende hebben gevlogen. Sinds zijn eerste bombardement had de familie echter geen brief meer van hem ontvangen.

Onderzoek

Helemaal terug naar het begin van mijn speurtocht inzake de Grevenbichtse Wellingtoncrash. Het was mei 2009 en ik stond op de camping in Groesbeek toen het een dag slecht weer was. De vooruitzichten waren dat het de hele dag zou gaan regenen en daarom besloot ik om een bezoek te brengen aan het Nationaal Bevrijdingsmuseum op loopafstand van de camping. Deze dag zou ik echter iets ontdekken wat me de komende jaren flink zou gaan bezighouden.In een ruimte in het museum trof ik informatiemappen aan waarin alle in Nederland neergestorte vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog stonden beschreven. Bladerend door deze mappen schrok ik toen ik ineens de naam Grevenbicht zag staan. Er stond beschreven dat een Britse bommenwerper, een Vickers Wellington op 15 oktober 1941 was neergestort in Grevenbicht, waarbij zes bemanningsleden om het leven waren gekomen.  Behalve de namen van deze jonge mannen stond er ook bij beschreven dat de zes militairen begraven lagen op het War Cemetery Jonkerbos in Nijmegen.

Eenmaal terug op de camping liet het verhaal me niet meer los en beschikte ik over meer vragen dan antwoorden. Waar precies was het vliegtuig neergestort? Zouden er nog mensen leven die er iets vanaf wisten? Wie waren de omgekomen militairen? En zo kon ik nog wel uren doorgaan. De volgende dag besloot ik om te kijken of ik de graven van de bemanning kon vinden in Nijmegen. Niet wetend dat er een apart militair kerkhof was in Nijmegen, heb ik eerst uren rondgelopen op het Jonkerbos kerkhof, wat echter een algemene begraafplaats bleek te zijn. Na wat mensen gesproken te hebben kwam ik erachter dat ik verkeerd zat en dat ik naar het War Cemetery Jonkerbos moest gaan. Toen ik daar aanwam bleek ik de enige bezoeker te zijn. Indrukwekkend stonden daar  meer dan vijftienhonderd grafstenen van de Engelse militairen die tussen 3 september 1939 en 5 mei 1945 op Nederlands grondgebied waren gesneuveld.  Waar moest ik gaan beginnen met zoeken? Ik had alleen de namen van de omgekomen militairen. Ik besloot om aan de linkerkant van het kerkhof te beginnen met het bekijken van de grafstenen. Graf voor graf liep ik langs, op zoek naar één van de zes namen.  Uiteindelijk trof ik de graven van de in Grevenbicht omgekomen militairen aan in rij 24G, ze lagen allemaal in dezelfde rij begraven. Ik maakte nog van elke graf enkele foto’s en vertrok met goede moed terug naar de camping.

Toen ik thuis kwam ging het gewone leven weer gewoon verder en af en toe zocht ik via internet naar meer informatie over deze vliegtuigcrash in mijn woonplaats Grevenbicht. Dat zoeken was geen succes en er was eigenlijk niets te vinden over het hele gebeuren. Ik wist dat het vliegtuig een Vickers Wellington was met serienummer X9978 en dat het terecht was gekomen  in de Koeweide een paar honderd meter van de rivieroever van de Maas.

Ik besloot in december 2009 een mail te sturen naar beeg.nl waarin ik beschreef dat ik bezig was met een onderzoek naar die neergestorte Britse bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog. Ik vroeg of er een artikel geplaatst kon worden op de website beeg.nl met de vraag of er mensen in Grevenbicht woonden die iets wisten of die zich nog iets konden herinneren over deze crash. Het artikel werd op 22 december op beeg.nl geplaatst. Ik wilde graag zoveel mogelijk mensen spreken en interviewen om zo tot één verhaal te komen over wat er zich had afgespeeld. De volgende dag kreeg ik via de mail al diverse reacties van inwoners uit mijn dorp. Zo kreeg ik een mailtje van Louis Savelkoul dat hij van zijn vader had vernomen waar het vliegtuig waarschijnlijk was neergestort, een mailtje van Marina Claessen met het emailadres van Jean Knoors die voorzitter was van de heemkundevereniging en een mailtje van Raymond Jennen. Leon Hermans stuurde me ook bericht waarin hij een stuk uit een dagboek van een familielid over de vliegtuigcrash overschreef. Ik ontving ook een mailtje van Harry Savelkoul uit Sittard. Zijn neef Jan Savelkoul, die in Eindhoven woonde, is na het neerstorten ter plekke gaan kijken wat er allemaal gebeurd was. Hij heeft dit later op schrift gesteld voor zijn kinderen

In januari 2010 ontving ik een aantal mailjes van mensen die meer informatie hadden over de crash. Zo kreeg ik een mail van Han van Beek waarin hij schreef dat zijn vader Frits van Beek uit Born ooggetuige was geweest van het luchtgevecht en de daaruit voortvloeiende crash. Frits van Beek wilde zijn herinneringen graag met mij delen. Zo heb ik Frits in januari 2010 bezocht en heb ik hem geïnterviewd.

Van Astrid Maassen ontving ik bericht waarin ze beschreef dat haar moeder, mevrouw Maassen-Ruber, zich nog heel goed kon herinneren wat er gebeurde in Grevenbicht en wat zich er allemaal afspeelde. Mevr. Maassen-Ruber heb ik bezocht en geïnterviewd.

In dezelfde maand ontving ik een mailtje van Marleen Jennissen die een ooggetuige voor me had gevonden.Deze had gezien dat het vliegtuig in de lichtbundels gevangen bleef en werd neergeschoten. Het ging om Sjeng Peters uit Susteren. Dhr Peeters heb ik in januari 2010 bezocht en ook hem en zijn zus heb ik geïnterviewd.

Als laatste ontving ik een bericht van Peter Schulpen, de stadsarchivaris van  Sittard-Geleen. Hij heeft in het gemeentearchief voor mij gekeken en kwam met een aantekening van de luchtbeschermingsdienst Sittard van de betreffende dag in oktober 1941.

In Februari kwam ik in contact met Brendan Campell van de Hall Green School in Birmingham. Op deze school had David Walter Jennings gezeten. Ik vond op internet een gedenksteen van de school waarop zijn naam vermeld stond. Brendan vertelde me dat hij in de archieven had gekeken om informatie over David Walter Jennings te vinden maar de archieven gingen helaas niet zo ver terug in de tijd. Destijds heb ik geen foto van de gedenksteen bewaard en nadien heb ik deze ook niet meer kunnen terugvinden. De gedenksteen ging over de “Old Dolphins”, oftewel oud studenten van de Hall Green School.

Na een zoektocht kwam ik in februari in contact met de National Archieves of Australie, het officiële archief van Australië. Na intensief mailcontact kon een medewerker me vertellen dat er in het archief twee mappen met documenten gevonden waren over de Australische piloot Keith John Miller. De ene map was het “service record” en de andere het “casualty record”. Deze twee mappen met documenten waren echter nog niet gedigitaliseerd. In overleg met het archief hebben we besloten om (op mijn kosten) een medewerker in het archief de documenten digitaal te laten in scannen.  Nadat dit gebeurd was hebben ze deze documenten afgedrukt en naar mij thuis opgestuurd. Na lang wachten lagen er eindelijk twee grote enveloppen uit Australië in m’n brievenbus.  Het Service Record bevatte zesendertig pagina’s met informatie over de diensttijd van Keith John Miller. Het Casualty Record  bevatte zelfs tweeenzeventig pagina’s met informatie over alle correspondentie met de familie na het overlijden van de piloot. De documenten heb ik vluchtig doorgekeken om te zien of er een foto van de piloot in zijn dossier bijgevoegd was maar helaas was dat niet het geval. Dat was iets waarop ik nog ruim zes jaar moest wachten (augustus 2016). Het opvragen van de documenten vanuit Australië koste me uiteindelijk een kleine € 40,-. Het heeft nog echter jaren geduurd voordat ik alle papieren uit de dossiers kon analyseren en interpreteren, vooral omdat daarin heel veel afkortingen gebruikt werden.

In Maart van 2010 kwam ik voor het eerst in contact met Ger Wagemans.

In het voorjaar van 2010 ging ik op zoek naar meer informatie over George William Turner Jackson. George was wireless operator en air gunner van de Vickers Wellington  geweest. George kwam uit Londen en woonde in de wijk Hornsey. Ik kwam in contact met Janet Owen die vrijwilliger was bij het Hornsey Historical genootschap. Janet heeft toen een verzoek om meer informatie aan de leden van het genootschap in hun nieuwsbrief geplaatst. Maanden later kreeg ik een mail van Janet Owen dat helaas géén reacties op het verzoek waren binnengekomen. Wel had ze in het archief het geboorte certificaat van George gevonden met daarin weer nieuwe gegevens die ik nog niet wist.

In augustus had ik contact met het Imperial War Museum in London, een groot museum dat de Eerste en Tweede Wereldoorlog behandelt. Ze konden me niet verder helpen maar gaven wel het advies om contact te zoeken met het Royal Air Force Museum in Londen.  Zodoende had ik in september contact met dat museum. Ik stelde er de vraag om meer informatie. Daarop kreeg ik van hen netjes in oktober een brief terug gestuurd waarin vermeld werd dat ze me niet meer konden vertellen dan wat ik al wist. Wel zat er een bijlage bij waarin de details van de operatie beschreven stonden waaraan de Vickers Wellington deelnam toen het neerstortte in Grevenbicht.

In september had ik contact met Sarah Baker die werkte als archievaris bij de Camarthenshire Archives. Ze was op zoek gegaan naar meer informatie over Brynmor Samuel Jones. Uiteindelijk was dat haar gelukt. Ze had twee krantenartikelen gevonden over Brynmor. Het eerste artikel stond in de Carmarthen Journal van 24 oktober 1941. In dit artikel werd beschreven dat Brynmor vermist was na een nachtvlucht op Duitsland. Het tweede artikel was van 14 november 1941 waarin uitvoerig over Brynmor werd geschreven.

In november 2010 kwam ik in contact met The National Archives van England. Middels een zoektocht kwam ik uit bij de documentatie die ging over de Royal Air Forces Combat Reports 1939-1945. Uiteindelijk is het me geluk om deze rapporten van het 57 squadron van de RAF op te vragen voor de periode 1941 en heb ik via The National Archives  hiervan kopieën mogen ontvangen. Tegen betaling, uiteraard. In deze Combat Reports stonden de gegevens van de nachtbombardementen. Het was gedetailleerde informatie waarop je kon lezen welk vliegtuigtype en serienummer meevloog, wie deel uitmaakten van de bemanning en wat hun functie aan boord was. Verder stonden er de tijdstippen bij van opstijgen en landen. Ook kon je lezen wat er bekend was over de bestemming en met welke bommen de vliegtuigen beladen waren. En er stond vaak beschreven wat de bemanning ter plekke had kunnen waarnemen.

Eind augustus 2016 kwam ik erachter dat de broer van Keith John Miller, Brian Lee Miller, een tijdje wethouder geweest was in Coffs Harbour. Naar aanleiding van deze mail heb ik contact gezocht met de gemeente in Coffs Harbour.  Ik kwam in contact met Jac Carret  van de gemeente. Jac was voor mij op zoek gegaan naar meer informatie en mailde mij dat Brian Lee Miller gestorven was op 7 april 1997. Hij gaf aan dat Brian Lee Miller gecremeerd was in Coffs Harbour. Verder kon hij me vertellen dat Brian Lee Miller vier kinderen had gekregen. Na contact te hebben gezocht met het crematorium, berichtten zij me dat de oudste zoon van Brian Lee Miller 10 oktober 2014 was gestorven. Hij was op dat moment hertrouwd met Cynthia Mary (Batty) toen hij eenenveertig was in 1983. Het crematorium heeft een bericht achtergelaten op de telefoon van Cynthia. Van Cynthia heb ik niks meer gehoord totdat op 21 september een mail binnenkwam van Shireen Miller. Ze was vijfenzestig jaar oud en ze woonde in Coff’s Harbour. Ze was een nichtje van Keith Miller, de piloot. Haar vader was de broer van Keith. Shireen vertelde me dat haar moeder Jessie nog steeds leefde en dat ze vijfennegentig jaar oud was. Haar broer Graham, die tweeenzeventig jaar oud was leefde ook nog en ze woonden allemaal in hetzelfde dorp Coff’s  Harbour.

In september 2016 kwam ik ook in contact met het http://www.britishnewspaperarchive.co.uk. Ik nam een abonnement op de website en begon te zoeken naar meer informatie. Ik kwam meer te weten over pilot Lewery.  In een van de krantenartikelen werd verwezen naar een bijlage uit een krant van de Cheltenham Chronicle. Die bijlage was van een andere krant en deze was niet in het archief te vinden. Ik besloot om contact te zoeken met Glouchester Archives met de vraag of zij ergens iets van deze bijlage konen vinden. Ik kreeg op 15 september een mail terug van Andrew Parry. Hij werkte als assistent in het archief en hij kon me mededelen dat ze eigenlijk niet de middelen hadden om het archief door te spitten op individuele verzoeken. Maar hij heeft toch de moeite genomen om in het archief te duiken en in het fotobestand van 1941 te zoeken. Hij vond daarbij uiteindelijk een foto van Neville John Lewery.

Op dezelfde website zocht ik uiteindelijk verder en kwam ik een krantenartikel tegen in de Aberdeen Weekly Journal van 27 november 1941. In dit krantenartikel stond geschreven dat de broer van Ernest, Tastard Chritstie, een onderscheiding kreeg en dat het voor zijn ouders dubbel was omdat ze kort geleden te horen hadden gekregen dat hun jongste zoon Ernest vermist was na een bombardement boven Duitsland. In het krantenartikel stond ook een foto van Ernest.

Jaren gingen voorbij en steeds kwam er meer informatie beschikbaar. Ook kwamen we steeds meer familieleden van verschillende bemanningsleden tegen.

Helaas hebben we tot op de dag van vandaag geen contact kunnen krijgen met de families van Sgt Jennings en Sgt Jackson

Wrakresten & diversen

Tekstplaatje van de Bombsight control panel van Vickers Wellington X9978

Oxygen regulator instrument

Wrakrest met coderingen 28507 waarbij de 285 staat voor de Prefixcode van een Vickers Wellington bommenwerper

Wrakrest geodetisch frame

Wrakrest diversen

Wrakrest diversen

Wrakrest met coderingen 28507 waarbij de 285 staat voor de Prefixcode van een Vickers Wellington bommenwerper

Wrakrest geodetisch frame

schenking van Roy Jacobs

Wrakrest leiding systeem

schenking van Roy Jacobs

Wrakresten gevonden op crashlocatie in 2016

Crashlocatie in Grevenbicht langs de Maas

Afbeelding grondradar explosievenonderzoek Grensmaas Consortium op crashlocatie 2015

Opgraving wrakresten AVG en Defensie in december 2015 nav explosievenonderzoek in opdracht van Grensmaas Consortium

Gevonden wrakresten door Defensie in december 2015

Wrakresten arriveren na controle door defensie in oktober 2016 bij museum Maaskant '44 in Grevenbicht waar de resten  worden tentoongesteld tot op de dag van vandaag

Samen met Ger Wagemans († 2023)

Hij was oogetuige van de  crash en mede- iniatiefnemer voor herdenkings plaquette in 2016

Het ontworpen stuk tekst tbv de plaquette

Ontworpen plaquette met aan beide zijkanten originele stukjes van de Vickers Wellington X9978. De plaquette werd gemaakt door mezelf in samenwerking met Heemkunde vereniging Bicht en Ger Wagemans

Onthulling plaquette op 15 oktober 2016 aan de watermolen in Grevenbicht. Leden van de RAF samen met Roy Jacobs en zijn zoon Tycho en mezelf

Onthulling plaquette op 15 oktober 2016 om 21:17 (tijd van neerstorten) door wethouder Pieter Meekels (Sittard-Geleen) samen met Ger Wagemans en mij

Groepsfoto na de onthulling

Bezoek uit Australië van Shireen Miller

(nichtje van piloot Keith Miller) en haar man Nick op 6 september 2017. Hier op bezoek in het museum Maaskant '44 in Grevenbicht

Bezoek uit Australië van Graham Miller

(neef van piloot Keith Miller) en zijn vrouw Lesley  in 2018. Hier op bezoek in het museum Maaskant '44 in Grevenbicht

Samen met Graham en Leslie naar het War Cemetery Jonkerbos gegaan voor het bezoek aan het graf van de bemanning

Ken McLeod (familie van Ernest Christie) en zijn vrouw Jen in oktober 2017 op bezoek in Grevenbicht

Professioneel

Ken McLeod bij het graf van Ernest Christie in Jonkerbos Nijmegen oktober 2017

Ken McLeod (familie van Ernest Christie) en zijn vrouw Jen in oktober 2017 op bezoek in het museum Maaskant '44 in Grevenbicht

Ann Treharne

(nichtje van Brynmor Jones) op bezoek in Jonkerbos Nijmegen in 1965

Ann Treharne

(nichtje van Brynmor Jones) op bezoek in Jonkerbos Nijmegen in 2011

Samen met Ken McLeod in april 2018 een bezoek gebracht aan Ann en John Treharne in Carmarthen - Wales